Gerardus Magazine 2019-1

2019-1

MENSEN MET EEN PASSIE

De Karate Kid van de redemptoristen

Op een Europese bijeenkomst van redemptoristen tref ik Rui Santiago, met zijn 40 jaar de op één na jongste redemptorist in Portugal. Net als bijna overal in Europa slaat daar de vergrijzing toe. De medebroeders van Rui zijn bijna allemaal ver boven de 70. Rui is een boeiende ‘man met passie’; dat blijkt al uit zijn verrassend antwoord op mijn eerste vraag…

Rui, wat is jouw passie?
‘Karate’. Hij ziet mijn verbaasde gezicht en begint meteen te vertellen.‘Vanaf mijn 9e jaar beheerst karate mijn leven; eigenlijk nog steeds. Ik wilde er alles van weten. Als tiener trainde ik al elke dag anderhalf uur voor ik naar school ging en ’s avonds nog eens zo lang. En in de weekenden veel toernooien. Na 11 jaar hard werken, heb ik het geschopt tot landskampioen’.


Karate is… een gevechtsport gericht op zelfverdediging. Het gaat niet om winnen of verliezen, maar om het verbeteren van je karakter, onder het motto: ‘Een vermeden gevecht is een gewonnen gevecht’ en ‘Zeven keer vallen, acht keer opstaan.’
En je bent nu redemptorist. Hoe is het tot die ommekeer gekomen?
‘Ommekeer? Dat is een verkeerd woord. Karate heb ik niet achter mij gelaten. Bij karate komt het neer op karakter, geduld, zelfkennis, discipline. Zelfs als ik bid, doe ik dat vanuit de principes en wijsheden van die sport. Maar ik begrijp je vraag: hoe ben ik redemptorist geworden? Wel, ik was nog heel jong toen mijn vader stierf. Mijn moeder verhuisde toen met mij en mijn jongere broertje vanuit de bergen naar Porto, de tweede stad van Portugal, omdat ze daar een baan kreeg. Kerk en geloof speelden totaal geen rol in ons gezin. Een vriend vroeg me eens om mee te doen in een jongerenorkestje toen daar in een kerk redemptoristen een ‘volksmissie’ kwamen geven, een week vol activiteiten. Ik was die dagen regelmatig te zien in die kerk en mensen dachten kennelijk dat ik bij de paters hoorde. Want op een gegeven moment sprak zomaar een vrouw mij op straat aan. Ze had mijn moeder kunnen wezen, maar ze vertelde zo openhartig over haar leven dat ik ervan schrok. En een dag later gebeurde me dat nog een keer; nu een man. Dat heeft me aan het denken gezet: hoe bestaat het dat mensen zoveel vertrouwen in je hebben en het vanzelfsprekend vinden dat je een luisterend oor bent als je als pater gezien en aangesproken wordt. Ik ben gaan praten met die pater van de volksmissie. Van het een kwam het ander en uiteindelijk heb ik mijn studie aan de sport­academie afgebroken en ben theologie gaan studeren.’


Had je toen leeftijdgenoten die ook redemptorist wilden worden?
‘Nee, helemaal niet. Ons groot-seminarie was al in 1978 gesloten en ik heb mijn noviciaat in mijn eentje gedaan. Maar dat deerde me niet. Ik voelde me thuis bij de redemptoristen, ook al waren ze stukken ouder. Het betekende wel dat ik, toen ik in 2004 priester werd gewijd en de enige jonge pater was, veel taken kreeg toebedeeld: jongerenpastoraat, roepingenwerk… Binnen de kortste keren zat ik boordevol werk: van de ene schoolretraite naar het andere missie-evenement.’


Je was een veel gevraagd iemand?
‘Dat kwam omdat ik een heel eigen aanpak had. Ik had geen kerkelijke achtergrond, maar via de sport kende ik de leefwereld van jongeren. Ik was niet zo vaak in de kerk te vinden, maar presenteerde mij bijvoorbeeld als een ‘standup-comedian’. Ik verpakte het evangelie in verhalen die jongeren aanspraken. Ik werd zelfs in plaatselijke theaters gevraagd om ‘op te treden’.
Maar het werd allemaal teveel. Toen ik in 2009 sprak met mijn oversten die uit Rome op bezoek waren, zeiden ze: ‘Zet een punt achter al die verplichtingen en vraag je af: ‘Wat wil ik nu doen dat voor mijzelf en de redemptoristen ruimte voor toekomst geeft?’ Ik ben toen met alles gestopt en ging een idee uitwerken voor een ‘centrum voor spiritualiteit’ voor mensen die vaak buiten of aan de rand van de kerk staan, maar die zoeken naar zin en inhoud in het leven. Het bisdom en sommige parochies doen wel allerlei ‘leuke dingen’ om jonge mensen ‘in de kerk te houden’, maar echte diepgang en bevrediging geeft het niet. Het blijft aan de oppervlakte en op een gegeven moment zoeken die jongeren weer iets anders en zie je ze niet meer. De toenmalige provinciaal stond achter mijn idee en bood het leegstaande seminarie aan. Twee jaar later was de CER, ‘centrum voor redemptoristische spiritualiteit’ een feit.’

We zijn nu twee jaar verder. Hoe loopt het?
‘Het is verrassend dat er mensen van heinde en ver naar cursussen komen om meer te weten over het christelijk geloof. Ze zijn misschien wel ooit gedoopt, maar wat christelijk geloof echt voor jezelf kan betekenen, hebben ze vaak nooit ervaren. Het mooie is ook dat velen vragen om verdere verdieping. We hebben nu ook theologiecursussen opgezet voor leken. En uit deze kringen zijn nu mensen voortgekomen die als vrijwilliger meedoen in ons pastorale en missionaire werk. In de ‘volksmissies’ doen zij mee met een officiële functie: als ‘lekenmissionarissen van de Allerheiligste Verlosser’. Op 9 november j.l. hebben 22 van hen in een volle kerk zich aan de congregatie verbonden, na minstens twee jaar intensieve voorbereiding. Heel bijzonder was dat bijna 50 ‘lekenredemptoristen’ uit buurland Spanje daarbij aanwezig waren.’


Een volksmissie is… een specialiteit van redemptoristen. Een of twee weken lang komen enkele paters intensief preken in een parochie, bezoeken scholen en gaan op huisbezoek. Dit alles gericht op bekering en geloofsvernieuwing. In de 60-er jaren kwam daar in Nederland en Vlaanderen een einde aan, omdat het zo hier niet meer werkte. In landen als Portugal worden nog ‘missies’ gegeven, zij het in nieuw vormen.


Paters geven bij jullie nog altijd missies; hoe staan zij tegenover deze ‘lekenmissionarissen’?
‘Een veelgevraagd predikant heb ik eens gevraagd of enkele van deze leken mee mochten doen met zijn parochiemissies. Dat vond hij eigenlijk niet nodig; hij kon het met zijn lange ervaring zelf wel af. Maar ik heb hem over de streep gehaald. Als een parochie hem nú vraagt om een missie te komen preken, dan zegt hij: ‘Alleen op voorwaarde dat ik met een team met leken kom en zij volop mee mogen doen’.

Veel samenwerking met leken dus in Portugal, maar komen er ook jonge redemptoristen bij?
‘Ik was jarenlang ‘roepingenpater’, maar roepingen kwamen er niet. Dankzij deze leken is er weer hoop. Hun passie brengt nieuwe levendigheid in de redemptoristengemeenschap en dat maakt het voor jongeren aantrekkelijker om zich bij ons aan te sluiten. We hebben nu een novice en een die in opleiding is; beiden zijn ze voortgekomen uit de kring van deze ‘lekenmissionarissen’. Dankzij hen zal de redemptoristenfamilie weer groeien, dat is mijn overtuiging.’

Henk Erinkveld CSsR