Gerardus Magazine 2021-7

2021-7

Je komt als geroepen

Je hoeft het niet alleen te doen

Al weer een hele tijd geleden sprak ik een inmiddels overleden religieuze. Als kind had ze gebeden dat ze toch alsjeblieft geen roeping zou krijgen. Want het leek haar heel zwaar om haar familie achter te moeten laten voor een leven in het klooster. 

 

Maar een aantal jaren later kwam het er toch van: zij – laten we haar zuster Greta noemen – trad in. Nu was ze op hoge leeftijd en keek ze met tevredenheid terug op haar leven als religieuze. Ze had binnen en buiten de congregatie veel voor mensen kunnen betekenen, en ze had er absoluut  geen spijt van dat ze gehoor had gegeven aan de roepstem in haar binnenste. Natuurlijk waren er tijdens haar kloosterleven moeilijke momenten geweest, “maar”, zo zei ze, “je hoeft het niet alleen te doen”. 

 

De bezwaren van Mozes
Het verhaal van de roeping van Mozes, die deze keer centraal staat in de serie roepingverhalen, deed me aan dat gesprekje met zuster Greta denken. Want ook Mozes had allerlei bezwaren toen God hem riep. Begrijpelijk, want waartoe hij geroepen werd, was een opgave om u tegen te zeggen. 

 

Mozes moest naar de farao gaan en de Israëlieten wegleiden uit Egypte, waar ze  als slaven werden behandeld. Een opgave die zijn leven op zijn kop zette. Ga er maar aan staan! Een haast onmogelijke taak. Logisch dat Mozes vol aarzelingen en twijfels zat. Laten we eerst eens kijken hoe het verhaal in de Bijbel wordt verteld.

 

“Toen bedekte Mozes zijn gezicht, want hij durfde niet naar God op te zien” beeld van Gerard Mathot, redemptorist, in Klooster WittemMozes was gewoon de schapen en geiten van zijn schoonvader Jetro, de priester van Midjan, te weiden. Eens dreef hij de kudde tot ver in de woestijn en kwam hij bij de berg van God, de Horeb. Toen verscheen hem de engel van Jahwe, in een vuur dat opvlamde uit een doornstruik. Mozes keek toe en zag dat de doornstruik in lichterlaaie stond en toch niet verbrandde. Hij dacht:`Ik ga er op af om dat vreemde verschijnsel te onderzoeken. Hoe komt het dat die doornstruik niet verbrandt?’ Jahwe zag hem naderbij komen om te kijken. En vanuit de doornstruik riep God hem toe:`Mozes, Mozes.’ `Hier ben ik,’ antwoordde hij. Toen sprak Jahwe: `Kom niet dichterbij en doe uw sandalen uit, want de plaats waar gij staat is heilige grond.’ En Hij vervolgde: ‘Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Toen bedekte Mozes zijn gezicht, want hij durfde niet naar God op te zien. Jahwe sprak:`Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord; ja, Ik ken zijn lijden. Ik daal af om mijn volk te bevrijden uit de macht van Egypte, om het weg te leiden uit dit land naar een land dat goed en ruim is, een land van melk en honing, het gebied van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Perizzieten, Chiwwieten en Jebusieten. Het geweeklaag van de Israëlieten is nu tot Mij doorgedrongen en Ik heb ook gezien hoezeer de Egyptenaren hen onderdrukken. Ga er dus heen, Ik zend u naar Farao. Gij moet mijn volk, de Israëlieten, uit Egypte leiden.’ Maar Mozes sprak tot God: ‘Wie ben ik dat ik naar Farao zou gaan en dat ik de Israëlieten uit Egypte zou leiden?’ God antwoordde hem: ‘Ik zal u bijstaan, en dit is het teken dat Ik het ben die u zendt: als gij het volk uit Egypte hebt geleid, zult ge mij vereren op deze berg.’ Maar Mozes sprak opnieuw tot God: ‘Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: De God van uw vaderen zendt mij tot u, en zij vragen: Hoe is zijn naam? Wat moet ik dan antwoorden?’ Toen sprak God tot Mozes: ‘Ik ben die is.’ (Exodus 3,1-14)


Een mysterieuze naam
In de Bijbel komt het vaker voor dat iemand die door God geroepen wordt om een speciale opdracht uit te voeren, zichzelf daartoe onbekwaam voelt. Jeremia vindt zichzelf te jong om profeet te zijn en Jona vlucht zelfs weg als hij van God de opdracht krijgt naar Nineve te gaan. 
Zo voelt ook Mozes zich niet in staat om te doen wat God van hem vraagt. “Wie ben ik”, zo zegt hij, “dat ik de Israëlieten uit Egypte zou kunnen leiden, en wat moet ik zeggen als ze me vragen wie mij stuurt? Help! Help! Dat kan ik toch helemaal niet? Dat weet ik toch allemaal niet?” Op allerlei manieren stribbelt Mozes tegen. 
Maar God zegt: “Ik zal u bijstaan”. En Hij openbaart zijn Naam: Ik ben die is, Ik ben die Ik ben. Geen eenvoudige naam. Nee, integendeel, een wat mysterieuze naam. Wat betekent die? Het is een naam die zijn betekenis niet zomaar prijs geeft. Maar misschien is dat ook wel de bedoeling, en moet het mysterie een mysterie blijven.
Dat zien we terug in het bijbelverhaal. Want als Mozes ziet dat de doornstruik brandt, maar toch niet verbrandt, wil hij dat mysterieuze verschijnsel gaan onderzoeken. En hij gaat er op af. Maar dat is niet de bedoeling. 

 

Meekijken met God
Vanuit de doornstruik zegt God dat Mozes niet dichterbij moet komen. Daarvoor is het gebeuren te heilig. Mozes dient op gepaste afstand te blijven; hij moet niet het mysterie willen ontrafelen. Nee, God vraagt iets anders. Mozes moet niet naar God kijken. Nee, God vraagt Mozes als het ware om zich om te keren. Hij moet meekijken vanuit Gods perspectief. “Ik heb de ellende van mijn volk gezien”, zegt God, “en jij moet hen bevrijden uit die ellende”. 

 

Mozes moet zien wat God ziet – de ellende van het volk – en hij moet in beweging komen. Dat zegt de godsnaam.  “Mijn Naam is dat jij moet gaan naar mijn mensen in nood en dat Ik bij je ben. Ga maar op weg, Ik ga met je mee”. De God van Abraham, en de God van Isaac en de God van Jacob is de God die zegt: “Ik ben er altijd voor jullie”. Daar mag je op vertrouwen. 

 

Maar Mozes had nog meer bezwaren. “Ze zullen me niet geloven”, en “ik ben helemaal geen goed spreker, hoe kan ik dan het volk leiden?” zo staat er verderop in het bijbelverhaal. 

 

Na het nodige geharrewar en als hij als steun zijn broer Aaron, die wel een goed spreker is, meekrijgt, gaat Mozes op weg. Uiteindelijk gaf hij gehoor aan zijn roeping. Hij kwam in beweging en ging Gods weg, de weg die gericht was op bevrijding. Bevrijding van nood en ellende. 

 

Met twee kan je meer
En is het gaan van die weg niet het eigene van elke roeping? In een eerder nummer van de Gerardus kwam aan de orde dat geroepen worden begint met luisteren, met een open houding, ook al moeten hiervoor soms de nodige bezwaren worden overwonnen, zoals bij Mozes en ook bij zuster Greta. 

 

Maar roeping heeft ook een richting. Het is luisteren naar een appèl dat op je wordt gedaan, een appèl van God, van mensen in nood. Het is open staan voor hun noden, hun vragen en zorgen. En dan in beweging komen en je begeven op de weg die bevrijdend is. Die mensen los maakt van wat onvrij is. 

 

“En”, zo zei zuster Greta: “dat hoef je niet alleen te doen”. Een ervaring die zij deelde met Mozes, tot wie God zei: ‘Ik zal er zijn, Ik ga met je mee’. Als we daarop durven vertrouwen, kunnen we meer dan we denken. 

Diny Geboers