Gerardus Magazine 2018-1

2018-1

PASSIE VOOR MENSEN

De man van de rode draad

Om Guus Prevoo thuis in Simpelveld (bij Heerlen) te bezoeken, moet je door de poort van een verbouwde vakwerkboerderij en dan op de binnenplaats een trap op. Je komt dan in een gezellige, wat rommelige ‘vrijgezellenhuis’. Voor zover je een weduwnaar ‘vrijgezel’ kunt noemen. Ik vergeet nooit het dramatische telefoontje van Guus op 14 augustus 2002: ‘Marjo is dood…’; thuis plotseling gestorven. Hun twee kinderen, Rachel en Jesse, moesten nog helemaal uit hun woonplaats Den Haag komen, en ik heb toen samen met Guus bij haar dode lichaam gebeden. Dat geeft een heel bijzondere band; ook met Klooster Wittem waar nog altijd elk jaar de jaardienst wordt gehouden. Geestverwantschap was er al langer: we hebben beiden dezelfde leermeesters gehad, waaronder veel redemptoristen, tijdens de theologische en pastorale opleiding in Heerlen. “Ik heb me altijd thuis gevoeld bij de redemptoristen. Ook letterlijk, toen een paar jaar geleden mijn huis werd verbouwd en ik tijdelijk onderdak kreeg in Klooster Wittem. Later heb ik nog overwogen inwonend lid te worden van de communiteit, maar je bent toch gehecht aan waar je samen met Marjo een gezin hebt opgebouwd”. Guus is wel samen met 20 andere ‘leken’ geassocieerd lid van de Provincie St.-Clemens van de redemptoristen.


Hoe ben je ertoe gekomen om theologie te studeren?

“Ik ben in 1953 geboren; op de lagere school wist ik zeker dat ik missionaris wilde worden. Maar als 12-jarige jongen stond je al op een breuklijn in de tijd. De paters van de Afrikaanse Missiën hadden in Cadier en Keer, vlak bij ons dorp Margraten, hun kleinseminarie, en dat juist opengesteld voor externe leerlingen. Twee jaar later ging die school een fusie aan met een middelbare school voor meisjes. Nou, toen wist ik gauw dat het celibataire leven niet voor mij was weggelegd. Ook het missionaris worden schoof naar de achtergrond. Bij het eindexamen had ik een 10 voor scheikunde, dus ging ik dat studeren in Nijmegen. Maar van huis uit hadden we een hang naar het sociale meegekregen en dat bleef aan mij knagen. Ik bleef ook regelmatig naar de kerk gaan; dat is nooit weggeweest. Na een half jaar had ik het met die scheikunde wel bekeken. Theologie vond ik een wat meer wetenschappelijke inhoud hebben dan de Sociale Academie, en dus ging ik naar de Hogeschool voor Theologie en Pastoraat in Heerlen. Daar had je meer mogelijkheden dan alleen priester worden en de gerichtheid op sacramenten en het binnenkerkelijke. Via de maatschappelijke variant kon je toen nog een betaalde functie krijgen als pastor in het welzijnswerk. Maar in Limburg was dat toch lastig; ik kon wel in Breda terecht, maar Marjo was meer gebonden aan haar familie hier. Op een pastorale studiedag zei een deken eens dat de kerk ook voor professioneel opgeleide mensen die géén priester konden of wilden worden, betaalde functies moest creëren. Ik belde hem meteen op: ‘Hier ben ik!’ Hij nam mij aan voor dekenaal jongerenwerk, maar toen kwam er onverwacht een functie vrij bij ‘Open Deur’ in Brunssum, dat met name missiegroepen en projecten van de Vastenactie begeleidde. Dat was iets wat ik altijd al zocht. Ik ben er in 1983 begonnen en ben nog steeds met hart en ziel in dit soort werk bezig.”

Je begon midden in het roerige tijdperk van mgr. Gijsen…

“De Vastenactie was sterk sociaal geëngageerd. Mgr. Jo Gijsen begon in bisdom Roermond een eigen vastenactie- campagne. Wij moesten tegenover parochies verantwoorden, dat onze keuze voor het actiegerichte en het sociale karakter van de projecten alles met christelijke geloof te maken had. Onbedoeld heeft bisschop Gijsen een sterke band geschapen tussen hen die op deze wijze missie en solidariteit vorm wilden geven. Ik heb mijn werk altijd als volop pastoraal en kerkelijk gezien. Zoals de liturgie vraagt om voorgangers, zo vraagt ook het diaconale werk –als wezenlijk horend bij de kerk- om voorgangers. Sociale inzet is ook eredienst!”


Tijdens informatieavonden voor parochiële missiegroepen ter voorbereiding van de Vastenactie vertelde je zó concreet en met passie over het land waar de vastenactie zich op richtte, dat het leek alsof je er net vandaan kwam, terwijl je er misschien nooit geweest was.

“Ja, dat heel concreet duidelijk maken wat er met mensen gebeurt die arm en onderdrukt zijn, maar ook welke creatieve krachten er in mensen schuil gaan, dat gaat me goed af. Ik ben jarenlang langs scholen gegaan. Ik sjouwde leskisten mee en liet de kinderen van alles zien en naspelen. Toch ben ik daarmee opgehouden, vooral teleurgesteld door de houding van de leerkrachten. Die vonden het prachtig dat ik de kinderen een paar uur leuk bezighield, maar ze pikten daar zelf weinig van op. Het lukte me niet om die passie op leerkrachten over te brengen. Op een school zag ik in de lerarenkamer dat men nog steeds geen Fair Trade-koffie dronk; ik maakte daar een grapje over. Het jaar daarop zei de schooldirecteur dat ze nu Fair Trade- koffie hadden gehaald, speciaal omdat ik kwam. Nou, zo hoeft dat voor mij niet.”


Is jouw werk voor de Vastenactie in de loop der jaren veranderd?

“Eerste lag de nadruk op het tweede deel van dat woord: het actiegerichte. Heel bepalend voor ons was het bekende hoofdstuk 25 van het Matteüsevangelie. Als we ons moeten verantwoorden ‘voor Gods rechterstoel’ dan zal niet gevraagd worden of we Jezus vroom hebben geëerd, maar ‘wat je voor een van de minsten van mij hebt gedaan, dat heb je voor mij gedaan’ (Matteüs 25, 40). Het doet er zelfs niet toe of je Jezus wel gekénd hebt. Het gaat erom dat je hebt gedáán waar het hem om begonnen is. Het dóén: daar lag de nadruk op.

Die nadruk op het actiegerichte is er altijd nog wel, maar in de loop der jaren is er binnen de Vastenactie een verschuiving gekomen naar het eerste deel van dat woord. Het vasten als zodanig heeft een sterk spirituele grondslag, ook in andere godsdiensten.

Vasten heeft natuurlijk ook meer aandacht gekregen toen de omgang met je eigen lichaam meer nadruk kreeg. Het werd gekoppeld aan vermageringskuren en zo. Maar het religieuze vasten heeft te maken met je bewust zijn van je levensstijl. Hoe ga je met de goederen der aarde om?

In het scheppingsverhaal krijgt de mens de opdracht om de aarde te ‘bewerken en te beheren’. Bij ‘bewerken’ ging het oorspronkelijk om een rechtvaardige verdeling van het land, zodat iedereen er leven kan, met respect voor alles wat de aarde voortbrengt.”


En zo is de brug ook geslagen naar duurzaamheid…

“We zijn ons er steeds meer van bewust dat armoede in de wereld alles te maken heeft met onze omgang met de aarde. Onze paus benadrukt heel sterk dat een duurzaam omgaan met de aarde in feite ook armoedebestrijding is.”


Het thema ‘duurzaamheid’ zal in deze jaargang een belangrijke rode draad zijn. Elders in dit Gerardus Magazine geeft Machiel van Wolferen al een eerste voorzet. Als redactie hebben we Guus Prevoo gevraagd om voor elke volgende uitgave een artikel te schrijven of een ander daartoe uit te nodigen.


Fotobijschrift: Guus Prevoo (rechts) tijdens een Vastenactie-presentatie.

Henk Erinkveld CSsR