Gerardus Magazine 2018-4

2018-4

Heilzamen verhalen

De warmte van het niemandsland

Jezus overschrijdt in zijn leven veel grenzen. Figuurlijk maar ook en vooral letterlijk.

 

Dat is in zijn land niet zo moeilijk. Israël is in Jezus’tijd een lappendeken van kleine gebieden die op verschillende wijze worden bestuurd.
Jezus zelf komt uit het Joodse Galilea, waar Herodes Antipas aan het hoofd staat. Jeruzalem, de hoofdstad, die het doel is van zijn levensreis, ligt in het eveneens Joodse Judea. Daar heeft Pontius Pilatus het voor het zeggen. En dan zijn er nog andere gebieden met een zeker zelfbestuur, zoals het heidense land van Tyrus en Sidon, het huidige Libanon. Maar het is de Romeinse keizer die aan de touwtjes trekt. Uiteindelijk zijn de bestuurders van de verschillende districten en ministaatjes maar zetbazen en vazallen.

 

Hoe dan ook, wie zo onvermoeibaar op reis is als Jezus, steekt voor hij het weet een grens over. Jezus doet dat soms ook bewust. Om bijvoorbeeld te ontkomen aan de lange arm van zijn tegenstanders. Misschien is het om die reden dat hij op een goede dag het land van Tyrus en Sidon binnengaat. Hij heeft juist een pittige discussie gehad met de hoeders der wet van zijn eigen land – en is daarmee de grens van het betamelijke overgegaan.

 

Zoals zo vaak is Jezus niet echt rust gegund. Een anoniem bestaan is nu eenmaal niet voor hem weggelegd. Zo komt het dit keer een heidense vrouw in Tyrus ter ore dat hij in de buurt is. Het gevolg is één van de meest intrigerende ontmoetingen in het Nieuwe Testament.

 

Hij ging weg en vertrok naar de omgeving van Tyrus. Daar nam hij zijn intrek in een huis, en hoewel hij niet wilde dat iemand dat te weten zou komen, lukte het hem niet onopgemerkt te blijven. Integendeel, er kwam al meteen een vrouw die over hem gehoord had naar hem toe, en zij viel voor zijn voeten neer. Ze had een dochter die door een onreine geest bezeten was. Deze vrouw was van Syro-Fenicische afkomst en geen Jodin; ze smeekte hem om bij haar dochter de demon uit te drijven. Hij zei tegen haar: ‘Eerst moeten de kinderen genoeg te eten krijgen; het is niet goed om de kinderen hun brood af te pakken en het aan de honden te voeren’. De vrouw antwoordde: ‘Heer, de honden onder de tafel eten toch de kruimels op die de kinderen laten vallen’. Hij zei tegen haar: ‘Dat hebt u goed gezegd. Ga naar huis, de demon heeft uw dochter al verlaten’. En toen ze thuiskwam, lag haar kind op bed en bleek de demon verdwenen te zijn.
Marcus 7, 24-30

Opvallend is dat de vrouw toenadering zoekt tot iemand van een ander volk en een andere religie. Ze is erg onder de indruk van de verhalen die over Jezus de ronde doen. Met name de geruchten dat hij zieken kan genezen, vinden bij haar een gretig oor. Want zelf is ze ook een hopeloos geval, of liever: haar dochter is dat. En zoals dat gaat bij mensen die ten einde raad zijn: zij gaan te rade bij iedereen die een sprankje hoop kan bieden, zelfs bij alternatieve genezers. Baat het niet, schaden doet het ook niet, moet de vrouw hebben gedacht. Ook al is Jezus voor haar een vreemdeling, misschien kan hij wel wat de artsen tot nu toe niet konden. En zo vindt de vrouw de weg naar Jezus.

Bij Jezus gooit de vrouw meteen haar nood op tafel. Ze vraagt hem om haar dochter te bevrijden van haar psychische kwellingen. Reageert Jezus vermoeid of geërgerd? Dat zegt het verhaal niet. Wel dat hij haar verzoek afwijst met een in onze ogen vrij ontactisch argument: dat hij er alleen is voor zijn eigen volk en niet voor de heidenen. En om zijn woorden kracht bij te zetten, gebruikt hij een nogal kwetsende beeldspraak. Het brood (lees: Jezus’ woorden en daden) is er alleen voor de kinderen (lees: de Joden) en niet voor de honden (lees: de heidenen). Het zal je maar gezegd worden. Het is niet echt een compliment om door een Jood te worden vergeleken met een hond. Alleen een varken zou erger zijn.


Jezus uit zich gevoelloos en zelfs grof. Opvallend is wel dat hij de vrouw niet zo maar wegstuurt, maar nog wel zo fatsoenlijk is om zijn afwijzing uit te leggen. Hij gaat het gesprek niet uit de weg. Onbedoeld opent Jezus daarmee wel een discussie. Hij geeft de vrouw de mogelijkheid om op zijn argument te reageren. En dat doet ze, aanhouder als ze is. ‘Jawel’, zegt de vrouw: ‘De honden krijgen ook hun deel. Niet het beste deel, dat is waar. Maar er zijn altijd wel restjes, die van tafel vallen. Dus...’ Met de moed der wanhoop overschrijdt de vrouw de grens die Jezus tussen haar en hem heeft getrokken.


Jezus is even van zijn stuk gebracht. Wat er in zijn hoofd en hart omgaat, komen we niet te weten. Maar hij gaat wel overstag. Hij geeft zich gewonnen. Misschien wil hij van de vrouw af zijn, zou een cynicus zeggen. Het lijkt er echter eerder op dat hij aan het denken is gezet en dat hij vindt dat ze een punt heeft. Met zijn eigen beeldspraak van de honden en de kinderen heeft hij haar de mogelijkheid gegeven om hem tegen te spreken. Door zijn standpunt uit te leggen heeft hij dit standpunt ook op het spel gezet. Van die situatie maakt de vrouw handig gebruik. Ze zet Jezus in de discussie schaakmat. Deze toont zich een sportieve gesprekspartner en verliezer. En hij geeft haar wat ze vraagt.


Het past misschien niet bij het beeld dat we traditioneel hebben van Jezus, maar het lijkt er erg op dat Jezus hier een lesje geleerd krijgt, dat hij van mening verandert en zijn visie bijstelt. Hij stelt met name de harde grens ter discussie tussen zijn ‘eigen volk’ en de ‘honden’. Nadat hij eerst letterlijk de grens is overgegaan en nadat hij vervolgens een heidense vrouw de kans heeft gegeven om de grens die hij zelf trekt te overschrijden, steekt Jezus nu ook innerlijk een grens over. Hij verlaat vertrouwde gevoelens en denkbeelden en geeft zich over aan nieuwe. In het niemandsland dat zich aldus opent tussen de vrouw en hem, ontdekt hij verbondenheid tussen haar en hem, tussen de heidenen en de Joden. Als het gebeuren voor iemand helend en heilzaam is, dan is het wel voor Jezus zelf. Hij wordt geheeld van zijn chauvinisme en van zijn goed bedoelde bekrompenheid.


We leven allemaal met grenzen… Of liever: we trekken ze zelf. Om ons heen, in ons zelf. Dat maakt de wereld overzichtelijk, maar ook hard en kil. Het speelt mensen en groepen tegen elkaar uit. In de navolging van Jezus maken we echter een leerproces door. Een leerproces waarin we inzien dat het soms nodig en mogelijk is te ontdekken om grenzen te overschrijden en om het niemandsland te ontdekken waarin we meer met elkaar gemeen hebben dan we denken.

Eric Corsius