Gerardus Magazine 2019-8

2019-8

Onderweg gebeurt het

Voorbij de romantiek van het kerstverhaal

Een jaar lang waren we met onze ‘cameraman’ Lukas op reportage, en werden zo getuige van Jezus´ levensreis. En nu, aan het eind van dit reisverslag gaan we met Lukas terug naar het begin. Naar Nazareth, waar de reis begon.

Op last van een keizerlijk bevel moeten Jozef en Maria op reis naar Bethlehem. Jezus, nog ongeboren, reist mee. In Bethlehem komt Jezus in de wereld en wordt in een voerbak gelegd, omdat er geen plaats was in de herberg.  



Het Grand Café van de samenleving

Achter de romantiek van het kerstverhaal gaat een rauwe werkelijkheid schuil. Een land bezet door soldaten. Een hoogzwangere vrouw met haar verloofde zoals velen gedwongen op reis gestuurd, omdat keizers wil wet is. Geen plaats in de herberg, geen plek om geboren te worden.

Nu syt wellecome? Ik probeer het me voor te stellen. Er is helaas weinig verbeelding voor nodig. We hoeven de TV maar aan te zetten en we zien de vluchtelingen op zee, in mensonterende kampen, mensen op drift naar een gehoopt of gedroomd beter leven, maar geen plaats in het Grand Café van de samenleving.


Kwetsbare mensen
Herders in beweging gezet door het engelengezang vinden Maria en Jozef en het kind in de kribbe. Zij spreken de grote woorden van de engelen na: bevrijder en redder, Christus de Heer.

Grote dromen gaan over klein geluk. Dat is niet te vinden in grote paleizen, bij de machtigen der aarde, niet bij keizer Augustus of in de stadsherberg van Bethlehem. Het is een oerjoodse wijsheid dat God te vinden is waar men hem toelaat. Een kribbe volstaat.
Dáár bleek hij welkom, daar waar liefde op zijn puurst is, werd hij toegelaten. God komt naar deze wereld in een kwetsbaar kind, welkom geheten door kwetsbare mensen.


Op reis naar de stal van ons hart
Het is veel meer dan romantiek om een kerststalletje te plaatsen. Het is een daad van geloof, een ritueel dat ons eraan herinnert dat er ook voor Maria, Jozef en het kind geen plaats was in hotel ‘De Samenleving’.
De kerststal is een symbool voor de bescheiden ruimte waarin wij het Christuskind toelaten in ons leven. Een klein teken dat hij welkom is in ons huis, in onze school, in onze kerk, op het marktplein. Het stalletje kan zelfs symbool zijn voor de ruimte in ons hart.

Het is een ruimte die niet vrijblijvend is. Het stelt ons de vraag: Is hij welkom? Wie is welkom? Een hulpeloos lief kind, een moeder in barensnood? Een dakloze die jou een krantje probeert te verkopen? Een bewoner van een asielzoekerscentrum die blij is met een kerstkaartje van een vreemde Nederlander? Een vluchteling voor wie geen plaats meer is? Die oudere buurman die deze dagen wat gezelligheid zoekt?
Wie neemt wie mee op reis?
De reportage van Lukas begint waar Jezus nog niet geboren is. Een hoogzwangere vrouw, een man en een ezel zijn op reis.

Zijn zij welkom bij ons? Het is een verhaal van menselijkheid in kwetsbaarheid. Jezus wordt geboren buiten het Grand Café van de samenleving. Bereiden wij een plaats voor hem? Bieden we ruimte in de stal van ons eigen hart en huis? Mag Christus dáár geboren worden?

Vandaaruit zal jij met hem reizen. Tot je in Emmaüs opnieuw zult ontdekken dat niet jij met hem, maar hij met jou reist.



In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië.  
Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam.
Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was.
Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.
Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde.
Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David voor jullie een redder geboren. Hij is de messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden: ‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die hij liefheeft.’
Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’
Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag.
Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd.
Lukas 2, 1-14

Jacqueline Huizinga