Gerardus Magazine 2019-8

2019-8

100 jaar in zicht

Gezinshulp en kraamzorg

Ik herinner me uit mijn jeugd nog vaag een reisje met een bus vol familie naar Hilversum. Tante Marie, een zus van mijn vader, zou intreden in het klooster en er nooit meer uitkomen. In het vervolg zou ze zuster Aleida heten. De ‘Juliaantjes’ heetten die zusters. Een leuke naam, maar minder leuk was dat we haar nooit meer zouden zien. Ik hoopte stiekem zelf nooit ‘roeping’ te krijgen. Later bleek dat ‘nooit meer mogen zien’ wel mee te vallen. Ze was regelmatig op verjaardagen en familiefeestjes.

In mei j.l. vierde zuster Aleida haar 70-jarig kloosterfeest en in november wordt zij honderd jaar. In de kring van religieuzen is dat niet zo bijzonder meer. Toch leek me haar levensverhaal de moeite waard, omdat zij en haar medezusters pionierswerk verrichtten in de gezinshulp en kraamzorg. Dus zocht ik haar op in verzorgingshuis De Cameren in het Noord-Hollandse Limmen. Daar woont ze met nog een medezuster, het laatste restje van de communiteit van het ‘moederhuis’ in Heiloo, dat in 2006 door een andere congregatie is overgenomen.

 

Op betrekking
Als ik haar vertel over die busreis naar Hilversum, zegt ze: “Dat moet bij de eeuwige professie zijn geweest. Ik weet nog wel, dat mijn moeder tegen de overste zei: ‘We hebben onze beste dochter afgegeven’. Ik was de op een na oudste van zes dochters; naast nog eens zes zonen. Ja, ik heb altijd mijn handen goed laten wapperen. Ik heb trouwens bewust gewacht om naar het klooster te gaan tot mijn jongste broer de Plechtige Communie had gedaan. Mijn moeder had mijn hulp hard nodig toen mijn broers en zussen nog klein waren.

Hoe ik kloosterling geworden ben? Ik had er eigenlijk nooit aan gedacht om naar het klooster te gaan. Zusters zeiden me niks. Ik wist alleen dat het niet allemaal lieverdjes zijn. Toen ik thuis niet zo  dringend meer nodig was, ging ik net als veel meisjes uit grote katholieke plattelandsgezinnen ‘op betrekking’ in het westen des lands en kwam ik in een gezin in Blaricum terecht. In het bisdom Haarlem kwamen dienstbodes geregeld bij elkaar onder leiding van een priester, om te zorgen natuurlijk dat ze goed katholiek zouden blijven. Hij hield eens een praatje over het kloosterleven. Hij sprak mij aan: ‘Zijn de juliaantjes niet iets voor jou?’ Toen ik hoorde dat die zusters niet de hele dag in een klooster zaten, maar in arme gezinnen werkten, leek me dat wel wat.”

 

“Ik heb niet stilgezeten”
Kloosterlinge zijn en tegelijkertijd de hele dag werken in een groot gezin, kan dat samengaan? “O, maar als we om 08.00 uur in een gezin kwamen, dan hadden we de meditatie en de H.Mis al achter de rug. En als we moe thuis kwamen, moesten eerst de vespers gebeden worden. Ja, het was hard werken en daarbij ook nog studeren: toen ik 35 jaar was haalde ik de MULO; op mijn 40e het diploma kraamvrouw en toen ik 50 jaar was slaagde ik voor bejaardenzorg.”

We gaan terug naar de beginjaren. Hoe kwam u eigenlijk in zo’n arm gezin te werken? “We kregen adressen doorgespeeld via pastoors of anderen die in contact kwamen met grote, arme gezinnen. Onze overste ging eerst op verkenning en dan werd je gewoon een gezin toegewezen. Nou, je kwam veel ellende tegen. Soms kon je vanaf de voordeur meteen al beginnen met opruimen. Als moeder in het kraambed lag en haar kroost vrij spel had, dan kun je je voorstellen hoe het eruit zag. Ik kan zeggen dat ik heel wat gezinnen weer op de poten heb gekregen.” Na de kraam- en gezinszorg in diverse steden, werkte zuster Aleida in een bejaardentehuis en ‘diende’ ze nog vele jaren bij een pastoor in Limburg. “Nee, ik heb niet stil gezeten” zegt ze, tevreden terugkijkend op haar lange leven.


Record
Mijn tante-zuster Aleida verheugt zich op haar honderdste verjaardag, medio november. Ze wil het groots vieren. “Op mijn kloosterfeest kon je jammer genoeg er niet bij zijn, maar mijn ‘heerneef’ kan toch zeker wel op mijn 100e verjaardag de mis komen doen?” Ik beloof het. Ik neem afscheid van een zeer vitale vrouw en ik denk: ze breekt misschien wel het record van een medebewoonster in dit huis, die onlangs op 110-jarige leeftijd is overleden. “Nou ja, zo oud hoeft ook weer niet”, zegt ze lachend. “Maar zolang ik helder van geest ben, wil ik nog wel meedoen.”

 

De congregatie van de Liefdezusters van de H.Juliana van Falconieri is in 1917 voortgekomen uit een lekenbeweging, de ‘Sint Juliana Vereeniging voor Huishoudelijke Hulp’, die hulp bood in arme gezinnen waar de moeder door kraambed of ziekte de zorg niet kon dragen. De eerste vier vrouwen van de vereniging betrokken samen een huis in Den Haag en wilden een religieuze congregatie worden. Zij kozen Juliana Falconieri als patrones, die in 1304 in Florence een zustercommuniteit had gesticht die uitblonk in dienstbaarheid aan de samenleving. De pauselijke goedkeuring kwam pas in 1935, nadat als doelstelling naast ‘kraam- en gezinsverzorging in arme gezinnen’ was toegevoegd ‘apostolaat in arme gezinnen’.De zusters leefden van ‘bijdragen naar vermogen’, maar vooral van giften van derden. Ze gingen ook zelf rond om geld en voedsel in te zamelen. In de 60-er jaren kwamen de zusters in dienst van een stichting voor gezinszorg en kregen ze salaris. Het liefdeswerk van religieuzen werd zo geleidelijk overgedragen aan maatschappelijke instellingen.

Henk Erinkveld CSsR