Gerardus Magazine 2023-7

2023-7

Muziek in de Bijbel

'Rivers of Babylon'

Lees artikel als pdf
 

‘Rivers of Babylon’ van Boney M. was geregeld op de radio te horen. Het stond een aantal weken op nummer één van de Top 40.In de jaren zeventig, in mijn jonge jaren, was het lied ‘Rivers of Babylon’ geregeld op de radio te horen. Het was een lied van muziekgroep Boney M. en het stond wekenlang hoog in de Top 40, zelfs een aantal weken op nummer één. 

Net als veel generatiegenoten vond ik het mooi en aanstekelijk; bijna als vanzelf zong en deinde je mee op het ritme van de discobeat. Maar in die tijd had ik er geen idee van dat dat lied ook maar iets met de Bijbel te maken had. Waarschijnlijk was ik niet de enige. 
‘Rivers of Babylon’ gaat terug op Psalm 137; de eerste verzen worden zelfs letterlijk geciteerd. Psalm 137 is één van de 150 psalmen die tezamen een apart boek vormen in het Oude Testament. Het zijn liedteksten die vaak onder begeleiding van een snaarinstrument ten gehore werden gebracht. Ze geven woorden aan een heel scala aan menselijke belevingen, zoals blijdschap en dankbaarheid, maar ook aan verdriet en woede. 

 

In Psalm 137 gaat het over de moeilijke situatie van het joodse volk, dat in ballingschap naar Babel is gevoerd: 

Aan de rivieren van Babel,
daar zaten wij treurend
en dachten aan Sion.
In de wilgen op de oever
hingen wij onze lieren.
Daar durfden onze bewakers
te vragen om een lied,
daar vroegen onze beulen:
‘Zing voor ons
een vrolijk lied uit Sion’.
Hoe kunnen wij zingen
een lied van de Heer
op vreemde grond?

 

Wat was eraan voorafgegaan? Hoe zat dat met die ballingschap? 

 

Korte bijbelgeschiedenis
Al eerder was Israël speelbal van grootmachten, maar nu, in de zesde eeuw voor Christus, werd het kleine joodse volk belaagd door de Babyloniërs. De hoofdstad Jeruzalem werd veroverd en geplunderd en een groot deel van de bevolking werd weggevoerd om te werk te worden gesteld in het Babylonische rijk, gelegen tussen de rivieren Eufraat en Tigris, ongeveer het gebied van het hedendaagse Irak. 

Daar zitten de ballingen dan, aan de rivieren van Babel: gevangengenomen en ontheemd. Ver van huis, ver van hun heilige stad en ver van de tempel die hen zo dierbaar was en waar zij God heel nabij wisten. Nu is Jeruzalem verwoest en de tempel een puinhoop. Hun lofzang is verstomd, hun lieren – een soort voorloper van de harp – zijn aan de wilgen gehangen. In verdriet zitten ze neer en ze weeklagen samen, hun herinneringen mengend met hun tranen. Vol heimwee. Terugverlangend naar en denkend aan Sion; dat is 
Jeruzalem. 

Tot overmaat van ramp vragen de bewakers dan om een vrolijk lied uit Sion te zingen. Maar hoe zouden ze dat kunnen? Hoe kunnen ze op vreemde grond een lied van de Heer zingen? En waarom vragen die bewakers dat? Zijn ze geïnteresseerd in de religieuze cultuur van Israël? Willen ze weten wat dat vreemde volk dierbaar is? Of drijven de Babyloniërs de spot met hen? 

 

Oekraïense koren in Nederland
Zeker dat laatste. ‘Zing eens een vrolijk liedje! Over die god van jullie. Laat eens horen! Zet eens een blij gezicht op’! Hoe cynisch, hoe gemeen. Wat een vernedering. Alsof je als een dier in een kooi een kunstje moet doen. Zo kun je toch niet zingen? Zo kun je toch niet toegewijd tokkelen op je lier? Voor die bewakers, die bezetters die jou tot voorwerp van bespotting maken. Nee, dan willen de ballingen liever stom zijn. Liever stom dan hun gewijde liederen ontwijden en de onderdrukker gelegenheid bieden hun eredienst te bespotten. Dat nooit! Daarvoor is die hen te dierbaar. 

Natuurlijk, muziek kan in moeilijke omstandigheden een grote troost zijn. We hoeven maar te kijken naar Oekraïense koren in Nederland: met hart en ziel zingen zij liederen uit hun vaderland, liederen die hen met elkaar verbinden in hun pijn en verdriet en die daarmee ook tot grote kracht zijn. Dat spat ervan af. En ook in Oekraïne zelf werd en wordt gezongen. Op allerlei plaatsen en momenten. Zelfs in metrostations waar mensen schuilden nadat het luchtalarm was afgegaan. Een manier om hoopvol te blijven. 

Er werd gebeden en gezongen, onder andere uit Psalm 50: “Roep Mij te hulp in tijden van nood, Ik zal je redden en je zult Mij eren”. Ondanks hun benarde situatie voelden deze Oekraïners ruimte om te zingen, van binnenuit. Ze werden niet gedwongen, niet bespot. Het was hun keuze, hun kracht.

 

Een glimp van hoop
Maar ook bij de treurende ballingen in Babel bleef het niet bij stilzwijgen. Ze konden niet zingen; nee, niet onder het oog van hun bewakers. Ze wilden niet dat hun heilig lied bespot zou worden. Wel wilden ze blijven denken aan Jeruzalem, aan hun tempel, aan God. En nadat ze al hun verdriet, hun woede en razernij voor God hebben gebracht, komt er langzamerhand het besef dat God hen ook ‘door deze woestijn’ zal leiden. 

Daar aan die oevers gebeurt er iets. De ballingen treuren en ze missen Sion, maar tegelijkertijd geeft de herinnering houvast. Op een gegeven moment ervaren ze weer iets van de kracht die God hen gaf in Sion. Voorzichtig komt het vertrouwen dat Hij dat ook nu zal doen. Er is een glimp van hoop. Ze krijgen weer moed. “U strekt uw hand naar mij uit, uw rechterhand brengt mij redding”, zo klinkt het in het volgende lied, Psalm 138.

“Als de kooi te nauw is, verleert de vogel het zingen”, zo zei ooit de dichter Piet Paaltjens. Maar het joodse volk verleerde het zingen niet. Even waren ze verstomd. Maar daar bleef het niet bij. Er kwam weer ruimte. Hun lied kon weer klinken. Krachtig. Helend. Met zang en muziek deel je je verdriet én je hoop. Toen en ook nu. 

 

Psalm voor (n)u
Psalmen zijn zoals gezegd liederen uit en over het echte leven. Alle emoties komen erin tot uiting. Alles wat mensen beroert, wordt voor God gebracht. De pijn over de onvolkomenheid van het leven wordt uitgezongen, terwijl tegelijkertijd de droom over de mogelijkheid tot heelheid wordt vermoed én afgesmeekt. 

Voor de Jamaicaanse reggaegroep ‘The Melodians’ verwees ‘Rivers or Babylon’ naar het slavernijverleden van hun volk.Neem nu het lied van Boney M. In mijn jonge jaren was het voor mij een aanstekelijk lied met een vrolijk ritme. Meer niet. Sinds ik weet dat ‘Rivers of Babylon’ uiteindelijk teruggaat op Psalm 137, en dat het bovendien een bewerking is van een eerdere versie van dat lied, heeft de tekst veel meer gewicht gekregen. 

Die eerdere versie was een aantal jaren voordat Boney M. het lied uitbracht opgenomen door een reggaegroep uit Jamaica. Voor hen verwees dit lied naar hun slavernijverleden, naar hun weggevoerd zijn uit Afrika. Daarmee zegt dit lied iets uit over grote thema’s als onderdrukking en vrijheid. Toen en nu, in Babylon en overal. Psalmen zijn oeroud, maar tegelijkertijd springlevend.

Diny Geboers