Gerardus Magazine 2020-4

2020-4

Mensen met een passie

Pastor, landgoed?beheerder en hoteleigenaar

Sinds enkele jaren bezoekt Peter Dullaert in oktober Klooster Wittem om op de Kloosterdag religieuze kunst te veilen. Achter deze veilingmeester schuilt niet alleen een mens met liefde voor handel. Daarover spreek ik met hem.

 

Kunt u iets vertellen over uw achtergrond?
“Ik ben in 1956 in Zutphen in een traditioneel katholiek gezin geboren, als oudste van een eeneiige tweeling en tien minuten ouder dan mijn broer Ricus. We gingen naar de kleuterschool bij de Zusters van Liefde en werden misdienaar. Dat verliep allemaal op de automatische piloot. Om iets duidelijk te maken over mijzelf, vertel ik graag over mijn twee oma’s. 

Oma Dullaert, van vaders kant, was zeer vroom katholiek en levensbeschouwelijk. Zij las ‘de Navolging van Christus’ en was in die jaren ’60 heel erg bezig met het Tweede Vaticaans Concilie. Oma van Beek, van moederszijde, was van Duitse afkomst uit Emmerik, runde een hotel-café-restaurant, en haar belangrijkste oogmerk was dat wij de handel zouden leren. Haar adagium: ‘Het voornaamste is dat het wat verdient’. Toen ik dus theologie ging studeren, zei ze: ‘Stomkop, daar valt niks mee te verdienen’. 

Er loopt dus een soort barst door mij heen. De ene kant is theologie en pastoraat en de andere kant is de antiekhandel, want ik ben ook taxateur en veilingmeester. Het is nog een hele kunst om die ‘heilige handel’ goed te verenigen in mijzelf. 

Daarnaast is het belangrijk geweest dat mijn moeder van kinds af aan met ons gebeden heeft in haar eigen woorden. Ik denk dat ik van haar het bidden heb geleerd, want toen ik in het pastoraat werkzaam was, bad ik ook met zieken en stervenden in eigen woorden”.


Wat bewoog u om theologie te gaan studeren? 
“Ik werd sterk aangetrokken door die sfeer en rust van beschouwelijkheid bij oma Dullaert. Een pastoraal werker in de parochie sprak mij ook erg aan, en toen ik ongeveer 17 jaar was, werd ik door een klasgenoot meegesleept naar het trappistenklooster Sion, waar ik nu werk. Dát was als een donderslag bij heldere hemel. Vooral het gebed en de liturgie van de trappisten raakten me. Toen wist ik: ik wil later in het pastoraat gaan werken.

Rond 1983, na mijn afstuderen, ben ik dan inderdaad pastoraal werker in Raalte geworden in het bisdom Utrecht. Naast de pastoor en de kapelaan moest ik om de drie weken op zondag in vijf missen preken voor wel tweeduizend mensen. Tegelijk was ik verbonden met de scholen en heb in vijf jaar 850 vormelingen op het vormsel voorbereid. Een goede leerschool waarbij ik mij de vraag stelde: wat betekent de heilige Geest voor mijzelf? Verder heb ik veel jeugdkampen georganiseerd”.

 

Uw tweelingbroer Ricus is ook pastor geworden. Is er overeenkomst tussen u beiden?
“We zijn heel andere paden gegaan, ofschoon we op dezelfde dag benoemd werden als pastor. Maar hij in de jungle van Amsterdam als drugspastor en ik in een superkatholiek dorp. In ons leven doen wij soortgelijke dingen in een totaal andere omgeving, dat bedenk je niet, maar dat is het geheim van een tweeling. Ik leer aan het leven op een záchte manier die hij op een hárde manier leert, zoals aidspatiënten en prostituees begeleiden en begraven. En  ik brave boeren en burgers. Daarnaast hadden we op ons 19de samen een antiekwinkel. Dus beiden in het pastoraat en in de handel …”


Hoe komt het dat u toch het pastorale werk hebt verlaten?
“Dat was apart. Een aantal dingen kwamen samen. Mijn schoonmoeder was ernstig ziek en lag in een verpleeghuis en we wilden onze schoonouders niet in de steek laten door verder weg in een parochie te gaan werken. Toen werd ik gevraagd om in Den Bosch bij de Katholieke Bijbelstichting te gaan werken en vijf jaar later werd ik gevraagd om directeur van  uitgeverij Adveniat te worden. In die periode heb ik veel ervaring opgedaan in het opzetten van projecten, fondsenwerving, marketing en ik had veel landelijke en internationale contacten. 

Op een gegeven moment verhuisden wij naar een huis naast abdij Sion in Diepenveen in de buurt van Deventer en hoorden wij tot onze grote schrik en ontsteltenis van de monniken: “Wij houden ermee op en gaan naar Schiermonnikoog”. Ik had toen een heel sterke ervaring: deze plek moet een plek van stilte en gebed blijven. Ik zal er alles aan doen om dát voor elkaar te krijgen. We waren met tien medestanders en hebben zonder één cent op zak het klooster gekocht. Dat is nu vier jaar geleden. In Sion ben ik nu zo’n beetje pastor, landgoedbeheerder en hoteleigenaar tegelijk”.

 

Abdij Sion. ‘Dit moet een plek van stilte en gebed blijven’.

 

Sion is uw droom?
“Op een gegeven moment kreeg ik een telefoontje of 25 studenten van de Saxion Hogeschool een foto-opdracht mochten komen doen in de abdij. Zij kozen ervoor om met z’n allen in de koorbanken te gaan zitten en daar een foto van zichzelf te maken. Dat was als een visioen van wat Sion zou gaan worden. 

Nu is er een jongerenklooster dat per ongeluk is ontstaan. Er is een zomer- en winterkloosterfestival waar jongeren en religieuzen samen het getijdengebed bidden. Naast de woongemeenschap is er een werkgemeenschap van 80 personen die een dag per week tal van klussen verrichten. Ook hebben we een goed bestuur. We hebben een missie en heldere visie: ‘Wij zijn er om dichter bij elkaar te komen, dichter bij ons zelf, bij God en bij de natuur door gebed, stiltebeleving, gastvrijheid en eenvoudige handenarbeid’. Dit alles is geïnspireerd op de Regel van Benedictus en verbonden in Christus”.

 

Is er een evangelietekst die met u meegaat?
“Ja, het verhaal dat Jezus over het water loopt en hij Petrus vraagt om over het water naar hem toe te komen. Petrus begint te twijfelen, zinkt weg en Jezus grijpt hem dan vast, (Marcus 6, 45-56). Ik ben naar Petrus genoemd en ervaar een groot geloof, maar ook een gebrek aan vertrouwen als het werkelijk gaat stormen in mijn leven. Dat Jezus over het water loopt, is voor mij meer dan een symbool, want ook van Theresia van Avila zijn verhalen bekend van een zgn. levitatie. Maar als ik zelf over woelige baren moet lopen, kan ik wegzakken in angst. Als ik dan tot Jezus bid, kan hij ook mij omhoog trekken. 

Een tweede tekst is: ‘de Heer zal erin voorzien’, te lezen in psalm 34 en 145. Hier zie ik letterlijk de verbinding met Nieuw Sion: de Heer zal in onze stoffelijke noden voorzien als de ‘spirit’, de geestelijke werkelijkheid en het idee goed zijn. Dus geen zorgen, maar wel afstemming op de H. Geest en een gezonde geloofsgemeenschap”.

Marianne Debets