Gerardus Magazine 2020-4

2020-4

Bijbels belicht

Waar is God te zien?

In het Gerardusmagazine van vorige maand konden we lezen waarom Jezus wordt aangeduid als ‘het Lam van God’. Pater Andreas Krahnen nam ons mee op weg om te begrijpen wat dit voor ons kan betekenen.
In het centrum van het paneel staat het altaar met op het rode doek aan de voorkant de (moeilijk te lezen) tekst: ‘Zie het Lam Gods dat wegneemt de zonden der wereld’ (Joh. 1,29) en daaronder: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’. (Joh. 14,6). Laten we daar eens even bij stilstaan.
Dat zei Jezus volgens het Johannesevangelie tegen zijn leerlingen op het afscheidsmaal. Dat is heel wat. Als we aannemen dat die uitspraken door de evangelist ook gericht worden tot iedereen die zijn evangelie leest, zit daar voor ons veel stof tot nadenken in.

 

Toen zei Tomas: ‘Wij weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?’ Jezus zei: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand kan bij de Vader komen dan door mij. Als jullie mij kennen zullen jullie ook mijn Vader kennen, en vanaf nu kennen jullie hem, want jullie hebben hem zelf gezien.’ Daarop zei Filippus: ‘Laat ons de Vader zien, Heer, meer verlangen we niet’. Jezus zei: ‘Ik ben nu al zo lang bij jullie, en nog ken je me niet, Filippus? Wie mij gezien heeft, heeft de Vader gezien. Waarom vraag je dan om de Vader te mogen zien? Geloof je niet dat ik in de Vader ben en dat de Vader in mij is? Ik spreek niet namens mezelf als ik tegen jullie spreek, maar de Vader die in mij blijft, doet zijn werk door mij’. 
Johannes 14, 5-10

 

‘Hoe zouden wij de weg kunnen weten?’ (Foto: Onderweg door Galilea; pelgrimstocht mei 2014)

 

Van de vier evangelies heeft dat van Johannes een heel eigen sfeer. Het werd neergeschreven tegen het einde van de eerste eeuw, 60-70 jaar na de dood van Jezus. Het is gericht aan een kerngemeenschap in een grote stad die verbonden is met enkele kleinere groepen verspreid over het land. Rondtrekkende missionarissen, de apostelen, zorgen voor een zekere samenhang. Er is een intens geloof in de werking van de geest van Jezus in heel de gemeenschap. Over die geest schreef Johannes. 
‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ is het antwoord van Jezus op de vraag van Thomas en Filippus: ‘Heer, toon ons de Vader’. Jezus had veel over die Vader gesproken. Hij deed het op een manier die liet vermoeden dat hij een heel bijzondere, een heel eigen relatie had met die Vader. Het leek wel of hij bij die Vader ‘kind aan huis’ was. Dat was de leerlingen ook opgevallen. Ze voelden aan dat dat woord ‘Vader’ voor hem allesbehalve een leeg woord of een hol begrip was, maar dat Hij heel zijn leven, heel zijn doen en laten uitmaakte. Het ging bij Jezus steeds en overal om zijn Vader. Deze was zijn grote houvast, zijn inspiratiebron, zijn bestaan. 
De eenvoudige vraag van Thomas en Filippus is voor Jezus een aanleiding om zijn zending verder uit te diepen. Jezus is het enige middel om tot de Vader te komen, Hij is de weg. Hij is ook de openbaring van de Vader, Hij is de waarheid. Hij is de bron die ons de kracht geeft om de wil van de Vader te volbrengen, Hij is het leven.
Mogelijk is deze vraag ook onze vraag. God? Waar is Hij? Waar kunnen we Hem nog zien, nog ervaren? Eigenlijk is heel de mens niets anders dan één grote vraag naar God. Elke vraag naar de zin van het leven is een verdoken vraag naar God. De vele waaroms in het leven vormen één roep naar God. En het antwoord van Jezus op de vraag van Filippus luidt: ‘Wie mij ziet, ziet de Vader.’
Jezus verwijst naar zichzelf. In mij wordt de Vader zichtbaar, zegt hij. Jezus is het levende beeld van de onzichtbare, onuitsprekelijke God. Om God te zien, om God te leren kennen, moeten we naar Jezus kijken.
Zoals Jezus liefdevol is, zo is God liefdevol. Zoals Jezus trouw en barmhartig is, zo is God trouw, barmhartig. Zoals Jezus de mensen nabij is, zoals een mens een mens nabij kan zijn, zo is God de mens nabij. In de mens-betrokkenheid, zoals Jezus heeft voorgedaan in zijn zorg voor kleinen en armen, komt God aan het licht. In de mens Jezus komt God aan het licht.
Zo is Jezus ook het levende protest van God tegen hoe de wereld en de mens zich helaas vaak gedragen. Wie Jezus ziet, ziet ook de echte, de ware mens. Jezus is ook Gods eeuwig en definitief woord aangaande de mens. M.a.w. in Jezus is ook zichtbaar geworden hoe God de mens gaarne ziet. 
Vandaar dat Jezus ook met recht en reden kon zeggen: ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven.’ Dit was niet zomaar een mededeling, maar terzelfder tijd een uitnodiging. Ik ben de weg, zelfs de enige weg; probeer ook eens langs mij tot de waarheid, tot het leven te komen. 
Het is een uitnodiging om in Jezus’ voetstappen te treden, om in dezelfde geest te leven als hij en ook de weg te gaan die de Heer is gegaan: de weg van de liefde, de trouw, de nabijheid. Niet ten onrechte werden de eerste volgelingen van Jezus de ‘mensen van de weg’ genoemd. 

 

‘Ik ben de Weg’: een uitnodiging om in Jezus’ voetstappen te treden. (foto: Langs het Meer van Galilea; pelgrimstocht mei 2014))

 

Jezus drukte dit als volgt uit: ‘Wie mij gelooft, zal ook zelf de werken doen die ik doe’. Zo kunnen ook wij misschien God tonen aan de mensen, en aan deze wereld. Ons concrete leven kan God zichtbaar maken. Ook wij zouden moeten kunnen zeggen: wie mij ziet, ziet God; of minstens iets van God. Zo zou het althans moeten zijn. Waar onheil wordt geheeld, waar liefde is daar is God, daar wordt God zichtbaar. Waar het brood met elkaar wordt gedeeld, daar wordt God zichtbaar.

 

Bernadette Van Laere