Gerardus Magazine 2020-8

2020-8

Wittem Wereldwijd

Altijd Kerstmis

In dit decembernummer van het Gerardus Magazine verschijnt de laatste bijdrage over de Filippijnen. Gedurende twee jaar hebben verschillende redemptoristen en leken-missionarissen hun bijdragen geleverd vanuit de hoofdstad Manilla en de eilanden Cebu en Mindanao in het midden en zuiden van de Filippijnen. In dit verhaal sta ik zelf stil bij de verering van Santo Niño, het ‘Kindje Jezus’. 

 

Ruim twintig jaar geleden bezocht ik met enkele redemptoristen en geassocieerde leden de Filippijnen, bij gelegenheid van een jubileumfeest van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand. Nadat we in Manilla het feest hadden bijgewoond, reisden we door naar Cebu. In de basiliek van deze stad wordt Santo Niño vereerd. 

Ik was ervan onder de indruk dat naast de grote verering tot Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand, hier in de Filippijnen ook een grote devotie bestaat voor het kindje Jezus. In de basiliek, die we bezochten, was het een voortdurend komen en gaan van mensen bij het slechts 12 cm grote ‘Kindje Jezus’. Het leek er wel altijd Kerstmis

 

Een oorlogsgeschenk
De geschiedenis van de verering van Santo Niño gaat terug tot de 16de eeuw. Ferdinand Magellan, een ontdekkingsreiziger in dienst van de Spaanse koning, zette in 1521 bij het eiland Cebu voet aan wal om het land te koloniseren en te kerstenen. Hij schonk de plaatselijke heerser drie kostbare zaken waaronder het Santo Niño beeldje. Enkele dagen later werd Magellan gedood tijdens een gevecht met de plaatselijke bevolking. 

Later keerden Spaanse soldaten terug om te plunderen en daarbij vermoordden zij veel inwoners. In de ruïnes van de stad vond een Spanjaard op een dag een klein houten beeldje in een kistje. Het bleek Santo Niño te zijn. Volgens de plaatselijke legende werd het behoud van Santo Niño gezien als een wonder, op de plek in de stad Cebu waar het beeldje werd gevonden, bouwde men een kerk.
Nu ik deze geschiedenis nog eens nalees, ontdek ik dat ook de redemptoristen betrokken zijn bij een belangrijke gebeurtenis in het verhaal van Santo Niño .

 

Moeder en kind
In 1944 werd op het einde van de 2de Wereldoorlog het centrum van de stad Cebu door de Japanners zwaar gebombardeerd. Ook de basiliek, waar het beeldje van Santo Niño bij het hoofdaltaar stond, werd ernstig getroffen. Volgens een getuige trilde het beeldje wel op zijn sokkel, maar viel niet op de grond. Waarschijnlijk omdat hij met zijn manteltje bleef haken in de kaarsen van het altaar. 

De pater augustijn die snel ter plekke was, haalde het beeldje direct uit het puin en bracht het naar het redemptoristenklooster dat buiten de stad lag. Hier zouden geen bombardementen worden uitgevoerd, vermoedde hij. De redemptoristen bewaarden Santo Niño vervolgens zeven maanden in een bomvrije kluis. 

In zijn dagboek schrijft de pater augustijn: ‘We brengen dit kleine Kind Jezus naar het huis van zijn moeder die nu de leiding over Hem neemt’. Met het huis van de moeder werd bedoeld: het heiligdom van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand in het redemptoristenklooster. Omdat de verslagen uit die tijd schaars waren, voegde hij er een foto aan toe als een bewijs dat Santo Niño inderdaad onderdak had gevonden bij de paters van de Allerheiligste Verlosser. 

Tijdens het 150-jarig jubileum van de viering van Onze-Lieve-Vrouw van Altijddurende Bijstand (augustus 2017) werd dit feit uit de oorlogsjaren nogmaals herdacht tijdens een gezamenlijke viering van de paters redemptoristen en paters augustijnen.

Zo is er voor veel Filippino’s door deze wonderlijke gebeurtenis een onlosmakelijke band ontstaan tussen moeder en kind. Wanneer ik Portia Silvia, een lekenmissionaris van de redemptoristen, vraag naar haar persoonlijke betekenis van Santo Niño, schrijft ze: 

‘Voor mij is het Kindje Jezus een inspiratie om nederig te blijven in mijn leven. Hij herinnert me er altijd aan om eenvoudig en onschuldig te blijven als een kind. Hij is ook een beeld van vreugde en plezier, wat me inspireert om gelukkig te zijn bij het uitvoeren van mijn missie. Zoals een kind, dat altijd een zegen is voor elk gezin, zo is Santo Niño altijd een zegen voor ons Filippino’s. Hij heeft zoveel wonderen gedaan in onze arme levens. Hij heeft onze boeren en arbeiders gezegend in hun werk. We houden van het Kindje Jezus, zoals we van Hem houden als onze Verlosser’.

Marianne Debets