Gerardus Magazine 2021-2

2021-2

Mijmeringen van een missionaris

Boerenverstand

Brazilië februari 1986. Ik had mijn twee hutkoffers in een kamertje van een klein huis aan de rand van het dorp Monteiro nog maar nauwelijks uitgepakt of mijn huisgenoten, de paters Gabriel Hofstede en Frederico te Lintelo, stelden voor om het klooster van Campina Grande te bezoeken. Na een tocht van twee en een half uur over een mooie asfaltweg die dwars door het droge gebied sneed, bereikten we Bodocongo, de buitenwijk van de stad. Hier lag een complex dat bestond uit een grote technische school, een soort modelboerderij en het huis waar de religieuzen woonden, in die tijd zes Nederlanders en één Braziliaan. 

 

 

Dit land komt van de grond
Iedereen was bezig. Ikzelf stond wat verloren op de eerste verdieping naar de omliggende heuvels te kijken. Broeder Adriano de Scheffer kwam naast me staan, een forse en norse man met een duidelijke technische aanleg. Heel zijn religieuze leven had hij in Brazilië doorgebracht. Hij was verantwoordelijk voor het praktische reilen en zeilen van het klooster. Zijn kamer was een grote wanorde. Ik zag er een sterrenkijker waar een overhemd aan hing dat hij net versteld had. “Zelf gemaakt!” zei hij met trots. 

De broeder keek met mij mee en constateerde: “Dit land komt nooit van de grond”. Kennelijk was dat binnen de congregatie een bekend gezegde. Iedereen had daar plezier in, zoals ik later merkte, vanwege de woordspeling grond en land. Ik bleef stil: het voelt ongemakkelijk als iemand zo zijn jarenlange inzet samenvat, zeker in het bijzijn van een nieuwkomer. 

Na een tijdje legde hij het uit. Hij vertelde hoe de akkers op de heuvels die we voor ons zagen aan het klooster toebehoorden. Zijn voorganger, broeder Damiaan van Wijk, een boerenzoon, had van de overste toestemming gekregen om die gronden in percelen op te delen en uit te geven aan armen uit de stad die er voedsel zouden kunnen verbouwen. Daarbij was één eis gesteld: men moest de grondbewerking uitvoeren volgens de hoogtelijnen om erosie tegen te gaan. 

 

Boeren zijn niet dom
Gedurende twintig jaar werd deze regel gevolgd, maar toen Damiaan terugging naar Nederland, werd Adriano verantwoordelijk. Hij had echter geen enkele band met landbouw en zat liever aan zijn apparaten te prutsen. Daarom hield hij geen toezicht op wat de pachters deden. Wat gebeurde? Meteen in het eerste jaar al gingen de mensen de gronden weer op de oude manier bewerken: van boven naar beneden, dwars op de hoogtelijnen en daarmee de erosie in de hand werkend. Daar zat Adriano’s frustratie. Hij kon er niet over uit dat de boeren zo tegen ieder verstandig beheer in gingen, na jarenlang anders geleerd te hebben. 

In Wageningen was mij voorgehouden: boeren zijn niet dom, boeren hebben altijd een reden om iets te doen. Om een antwoord te vinden, meende ik dat ik het best zelf een tijd op het land kon gaan werken. Ik vond een mogelijkheid bij een kleine coöperatie in Zabelê, gelegen in de parochie van pater Frederico. 

Gedurende anderhalf jaar ben ik daar twee dagen per week naar toe gegaan. Het was zwaar werk. Alles werd met de hand gedaan, met de hak en de machete. Als we om twaalf uur om de pot bonen, die pruttelden op een laag vuurtje, op de grond zaten en de kleine hamstertjes roosterden die tijdens het werk gevangen waren, dan werd er over van alles gesproken.


Theorie en praktijk
Een thema dat veel terugkwam, waren rugklachten, bijna normaal voor allen die al jaren voedsel probeerden te onttrekken aan de droge bodem. Ik bracht deze kwestie ter sprake bij een ergotherapeut. Die stond daar niet van te kijken. Bij dit soort werk wordt de rug altijd zwaar belast. Dat zal zwaarder wegen als de voeten niet op hetzelfde niveau staan en wanneer er vanuit het bovenlichaam veel kracht gezet wordt. Dat is het geval als men de grond met de hak bewerkt volgens de hoogtelijnen: de voeten staan dan op ongelijke hoogte. Dat kan dus de verklaring zijn voor de weerstand van de boeren tegen het theoretisch volledig juiste landbouwkundige inzicht kon dus hierin liggen: het ontlasten van de rug. 

Ik vond ook andere oorzaken voor deze halsstarrigheid van de boeren. Ze bleken hun eigen redenen te hebben. Dat gold ook voor andere zaken, zoals geloof, culturele gewoontes en kijk op het leven. Ik moest niet te snel mijn mond open doen, leerde ik.

Jan Joris Rietveld     Â