Gerardus Magazine 2022-1

2022-1

Wat wás is er nog

Gewijd de dag door

Ruim dertig jaar geleden promoveerde een historicus aan de Landbouwuniversiteit in Wageningen op de alledaagse leefcultuur van mensen op het Nederlandse platteland in de negentiende eeuw. Hij onderzocht daartoe boedelinventarissen van boerenwoningen uit verschillende streken in Nederland: lijsten van het meubilair, de kleding, gebruiksvoorwerpen en andere spullen in huizen die, meestal bij het overlijden van de bewoners, verkocht moesten worden. 

Spelfout
Hij verbaasde zich erover dat in een van die streken, namelijk Oost-Brabant, in de tweede helft van de negentiende eeuw ‘weiwaterbakken’ in de boedelbeschrijvingen verschenen. Hij heeft zich kennelijk niet verder verdiept in de vraag wat die bakken toch zouden kunnen zijn, want dan had hij zijn spelfout wel ontdekt. Hij promoveerde tenslotte aan de Landbouwuniversiteit, dus het zullen wel drinkbakken voor in de wei geweest zijn. Maar waarom werden die in de andere streken van het land niet gebruikt?
De ‘weiwaterbakken’ waren natuurlijk ‘wijwaterbakjes’, en die verschenen niet in de Zaanstreek of Oost-Groningen in de boedellijsten, omdat zij een typisch katholiek fenomeen waren, en katholieken vond je veel meer in Oost-Brabant dan in de andere twee landstreken. Dat zij in de tweede helft van de negentiende eeuw in boerenwoningen verschenen, heeft te maken enerzijds met een toenemende welvaart (in diezelfde tijd verschenen er ook kapstokken, spiegels en kammenbakjes in de huizen) en anderzijds met de devotionalisering van het woonhuis. 

 

Eerste communie
Behalve wijwaterbakjes kregen daar ook kruisbeelden, stolpbeelden en beelden van de Heilige Familie een plek. Huiszegens waren er doorgaans al eerder; die nam men vanaf de zeventiende eeuw al vaak mee als aandenken na een bezoek aan een bedevaartplaats. De Heilig Hartbeelden daarentegen verschenen weer wat later, vanaf de jaren twintig van de twintigste eeuw, toen de ‘intronisatie van het Heilig Hart in het huisgezin’ in zwang kwam, onder meer gepropageerd door de Paters van de Heilige Harten, maar ook door de redemptoristen.
Ik kan mij herinneren dat in mijn jeugd op mijn slaapkamer ook een wijwaterbakje aan de muur hing. Mogelijk was het een geschenk bij mijn eerste communie, die ik in mei 1966 deed, een half jaar na de afsluiting van het Tweede Vaticaans Concilie. Het heeft er niet heel lang meer gehangen. Waarschijnlijk is het door mijn ouders eenvoudig niet meer teruggehangen nadat de slaapkamer een keer opnieuw werd behangen. Het verdween na het concilie op een stilzwijgende wijze, geleidelijk, zoals zoveel elementen van het devotionele katholicisme, en zonder veel discussie. 

 

Kunst
Zo vanzelfsprekend als zij vroeger deel uitmaakten van het alledaagse leven, zo vanzelfsprekend verdwenen zij daar ook uit. De Heilige Familie verdween van de dressoir­kast en het kruisbeeld werd vervangen door een moderner exemplaar. Omdat ik zelf al vroeg belangstelling had voor alles wat oud was of leek, heb ik mij over de Heilige Familie en het kruisbeeld nog wel ontfermd. Maar de wijwaterbakjes zijn aan mijn aandacht ontsnapt. 
Had ik ze bewaard, dan zou ik er nu menige verzamelaar blij mee kunnen maken. Van devotieobject zijn de wijwaterbakjes verzamelobject geworden, in musea en in privécollecties. Het lot dat ze hebben ondergaan, delen ze met veel religieuze voorwerpen, van de maskers in het Afrikamuseum tot de middeleeuwse drieluiken in het Rijksmuseum: ooit vervulden zij een rol in een religieus ritueel of als object van persoonlijke devotie, en nu worden ze als antiquiteit of als kunstvoorwerp bewonderd. 


Kloosterlijk
De wijwaterbakjes vervulden een rol in de huiselijke devotie die zich in het katholicisme had ontwikkeld. De dag van gewone gelovigen werd gestructureerd door kleine rituelen die een zwakke afschaduwing leken van een kloosterlijke dagorde. Daarvan maakte het dagelijks bidden van de rozenkrans, vaak op de knieën voor het beeld van de Heilige Familie, het Heilig Hart, Maria of een andere heilige (m/v), deel uit. 
Maar die quasi-monastieke dag begon bij het opstaan met het maken van een kruisteken met wijwater uit het bakje en eindigde op een zelfde manier. De dag werd geheiligd en over de nacht werd bescherming afgesmeekt. Zo ging men, dankzij een paar druppels water, gewijd het etmaal door.

 

Peter Nissen