Gerardus Magazine 2018-4

2018-4

Kunst

Biologie met penseel

‘Deze roode wortel Battattesgenaamt’ zo begint de natuurtekenaar Maria Sibylla Merian (Frankfurt 1647-Amsterdam 1717) haar beschrijving van de vrucht op de afbeelding. Het gaat haar niet alleen om de vrucht en de plant, zij is vooral geïnteresseerd in de verandering van de insecten die zij op deze en op heel veel andere planten waarneemt. De beschrijving is te mooi om niet te vermelden: ‘Den rups op het riedblad kruipende (…) was gans vierkantig, geelagtig groen, met roode ronde knopjes bezet, hare klaeuwen en voetjes laagen in een dun doorsigtig velletjen, het welk over het geheele onderlyf heenen ging, in ’t gaan zag men geen voeten, maar kleefde overal aan met dit velletjen als een slak, den 22. July heeft sy haar selven een okerverwig gespinst gemaakt, waaruit den 23. Augusti een zodanig vliegend dier uit quam, bruin en met gout geele streepen vercierd als boven vliegend vertoond werd’.

 

Sinds haar jeugd verzamelde en kweekte Maria Sibylla rupsen, een hobby die uitgroeide tot een serieuze bezigheid. Ze trouwde en haar huis stond toen vol kweekbakken met levende planten en dozen opgezette vlinders, kevers, vliegen en rupsen. Het huwelijk hield niet stand en zij vertrok naar Friesland. Vijf jaar later woonde zij in Amsterdam en vanuit die stad ging zij in 1699 met een dochter scheep naar Suriname. Daar verbleven zij twee jaar in Paramaribo en in de binnenlanden om er niet aflatend planten en dieren (insecten vooral) te verzamelen, te tekenen en te schilderen. En hoe. Een lust voor het oog!

 

Tot op de dag van vandaag geldt zij als een van de grondleggers van de biologie en wordt ze zelfs een van de eerste ecologen genoemd. Ze schilderde de dieren niet geïsoleerd, maar in de context, op de planten waarop ze de insecten aantrof. Wat ook veelzeggend is, is dat ze de natuur niet idealiseerde. Bladeren en stengels zijn aangevreten, uitwerpselen worden weergegeven. ‘Niks Gods ideale Hof van Eden. De natuur in al haar ruwheid’ staat in een recensie over een facsimile-uitgave van een door haar in 1705 samengesteld werk van met de hand ingekleurde prenten: Metamorphosis Insectorum Surinamensium.

 

Bertus Aafjes dichtte in 1945 over het leven van Maria Sibylla en eindigt zo:

 

Sibylle echter staat terzijde;
Haar hart haakt naar de hemelweide.
Nooit raakt het hart van zijn onrust vlot,
Totdat het rust – voorgoed – in God.

 

Marije Bijleveld