Gerardus Magazine 2023-4

2023-4

Mijmeringen van een missionaris

De geit van de pastoor

Lees artikel als pdf
 

Na afloop van de Tweede Wereldoorlog in 1945 viel er een enorme last af van de schouders van de Duitse franciscaan Mauro Joester. Hij was al vijf jaar pastoor in het dorp S.S. do Umbuzeiro, maar had zich stilgehouden. Nu wilde hij zijn droom realiseren: het oude en vervallen kerkje vervangen door een mooi nieuw godshuis. 
Hij riep de mensen bijeen en zette zijn plannen uiteen. Iedereen wilde met deze innemende man meewerken. Men was zelfs bereid daarvoor een oude flamboyante boom om te hakken die al meer dan honderd jaar schaduw had gegeven aan de marktgangers. Giften stroomden meteen binnen: honderdduizend bakstenen, honderd zakken cement gevuld, vierhonderdachtenvijftig vrachten kalk en geld. 
De mensen groeven zelf de fundering en vulden die met stenen. Het beeld van de patroonheilige Sebastianus werd op een baar gezet en reisde de hele streek door. Sebastianus had sedert de cholera-epidemieën nooit aan populariteit ingeboet en daarom werd hij overal goed onthaald, organiseerde men bidstonden en werd er geld bijeen gebracht. 

 

Geen kerk zonder toren
Na drie jaar was het schip van de kerk af: mooi, ruim en hoog. Iedereen leek tevreden, behalve pater Mauro. En daar begint het verhaal van de oude Quiteria, verteld aan mijn eettafel op een zondag­middag terwijl ze rustig aan een sigarettenpeukje trok. 
De pastoor vond dat de kerk een toren moest hebben; in zijn geboortedorp Legden had de kerk immers twee hoge torens. De mensen vonden dat niet nodig; ze waren het hele project moe en de kerk stond er nu toch? Kwaad sloot de pastoor zich op in de pastorie. 
In het donker van de avond werd er op de deur geklopt. Hij riep, nog steeds ziedend, wat dat moest. Of hij de deur open wilde doen. Het was zo’n tweedelige deur die je aan de bovenkant kunt openen en aan de onderkant dicht laten. De priester deed het bovendeel open en zag Zé staan, een doodarme vader van een groot gezin.

 

Lootjesverkoop
Bars vroeg hij wat die wilde. Deze antwoordde: “Pater, ik ga u helpen die toren te bouwen”. Mauro moet schamper gelachen hebben: ”Jij bent zo arm dat je niet eens genoeg te eten hebt voor jouw kinderen, hoe wil je dat doen?”. “Ik heb een geitje”. “Waar is dat geitje?”. “Hier”. De pater keek omlaag en zag daar een piepklein jong beestje staan. 
Opnieuw een schampere lach. “Dat lijkt meer een hondje. Zo’n beestje is niets waard”. Het vlijm­scherpe alom bekende antwoord: “Veel zonder God is niets, weinig met God is veel”.
De volgende dag was het marktdag. Zé deed een touw om de nek van het beestje en klampte iedereen op de markt aan om een lot te kopen voor de toren. Op het einde van de dag, had hij geld bij elkaar en werd de winnaar bekend gemaakt. Deze wilde het geitje echter niet hebben en gaf het terug. 
De volgende week gebeurde hetzelfde en dat ging zo’n twee jaar door. Langzaam ging de toren de hoogte in en het geitje werd een prachtige geit, ‘blauwachtig van vacht’, wat iets heel bijzonders is. Hij liep vrij op straat in het dorp, at alleen zoetigheid en brood en had een strik om. Hij werd de ‘geit van pater Mauro’ gedoopt. 

 

Smakelijk
Toen de toren bijna af was, drie en dertig meter hoog, de leeftijd van Jezus, werd het lot getrokken door een koopman, die een restaurant had in het naburige stadje Pesqueira. Deze vond dat het wel mooi was geweest en nam de geit mee. 
Aldus het verhaal van de oude Quitera, die eraan toevoegde, dat hij vele mensen in tranen achterliet. Ze vertelde mij zelfs dat ze een week later in Pesqueira was gaan eten. Men vroeg haar welk vlees ze wilde: kip, geit of rund. Ze koos geit en merkte dat het vlees zo heerlijk zoet was. “Nou dat is die geit van S.S. do Umbuzeiro”, antwoordde de baas van het restaurant. Ze vertelde dat ze toen, ziek, haar eten heeft laten staan. Quiteria was uitverteld en vertrok in de wetenschap dat ze een prachtverhaal had verteld.
Jaren later ontdekte ik, dat de kerk van het dorp Congo in dezelfde tijd met adviezen van pater Mauro verbouwd was. Het is bijna een kopie geworden van de kerk van S.S. do Umbuzeiro, enkel lijkt de toren niet zo hoog: er had een geitje ontbroken. 

Jan Joris Rietveld