Gerardus Magazine 2019-3

2019-3

MENSEN MET EEN PASSIE

Het verlangen van een trappistin

In Belgisch Limburg, in de gemeente Bocholt, ligt de witte priorij Onze Lieve Vrouw van Klaarland. Het klooster, waar 17 zusters trappistinnen samen wonen, bidden en werken, is omgeven door verspreide boerderijen, weilanden en bossen.
Bij de ingang word ik vriendelijk ontvangen door de gastenzuster die mij de spreekkamer toont waar koffie en zelfgebakken koekjes op tafel staan. Even later zit ik tegenover zuster Tamar (52 jaar), gekleed in een wit habijt en zwart schouderkleed. Grijs haar onder een zwarte sluier. Schrandere ogen achter brillenglazen.




Kunt u iets over uw achtergrond vertellen?
“Ik ben opgegroeid in Itegem, in de provincie Antwerpen. Ons gezin bestond uit vader, moeder en twee meisjes. Mijn zus is getrouwd en heeft vier kinderen.
Als kleuter ging ik al aan de hand van papa naar de mis. Mijn vader is een gelovig man, mijn moeder minder.”

Wanneer voelde u zich voor het eerst geroepen?
“Al op jonge leeftijd was ik serieus met het geloof bezig. Ik was vijftien en zat op de middelbare school. Tijdens de godsdienstles werd een tekst voorgelezen die mij raakte. Vanaf dat moment wist ik dat God een plan met mijn leven had waar ik achter moest zien te komen.”

Hoe kreeg uw geloof in de praktijk gestalte?
“In eerste instantie lag een seculier bestaan meer voor de hand. Na mijn schooltijd begon ik aan een studie klassieke filologie, om lerares Grieks en Latijn te worden.
In de vakanties begeleidde ik mensen met een verstandelijke handicap. Ik ontmoette een jongen. Maar na twee jaar kwam aan deze relatie een einde. Tijdens een stilteweek in de abdij van Westvleteren voelde ik me erg aangetrokken door de authentieke manier van leven en bidden van de monniken. Zo kwam het verlangen naar monastiek leven in me op, maar aanvankelijk probeerde ik dat van me af te duwen.
Ik dacht dat het een vlucht was voor de realiteit, ingegeven door het verdriet omwille van die stukgelopen relatie. Toch bleef het monastiek leven me fascineren.”

Wanneer koos u voor het kloosterleven?
“Het moment waarop ik vanuit het geloof een bewuste keuze maakte, kwam toen ik in 1998 klaar was met mijn opleiding. Om ervaring in het buitenland op te doen volgde ik de studie klassieke talen aan een academie in Italië. Gedurende dat jaar overkwam mij een sterke Godservaring. Dat was het moment waarop ik toegaf aan mijn verlangen een religieus leven te gaan leiden.”

En toen trad u in bij de trappistinnen?
“Niet meteen. Na mijn terugkeer in Vlaanderen studeerde ik eerst nog enkele jaren godsdienstwetenschappen. Ik bracht ook weleens als gast een week door bij de trappistinnen van de abdij O.L.Vrouw van Nazareth in Brecht. Ik vond dat slotklooster met die gigantisch grote muur er omheen destijds veel te groot.
Doordat ik samen studeerde met een benedictines, besloot ik in eerste instantie in te treden bij de benedictinessen in Loppem-Zedelgem. Ik deed er noviciaat, maar uiteindelijk bleek dit niet de plek te zijn die echt bij me paste.
Tijdens een bezinningsperiode die ruim twee jaar zou duren, woonde ik in een Ark-gemeenschap in Moerkerke, waar ik het leven deelde met zeven mensen met een verstandelijke beperking. In die periode bracht ik eens een vakantie door bij de trappistinnen van Klaarland, en opnieuw voelde ik dat verlangen in mij naar contemplatief leven. Ik wist dat als ik hier niets mee zou doen, ik er mijn leven lang spijt van zou hebben. In 2008 ben ik helemaal vanuit Moerkerke op de fiets naar Bocholt gereden. Op 28 september ben ik ingetreden.”

Waarom koos u, na een actief leven, voor een contemplatief bestaan?
“Het was zelfs voor mijn familie moeilijk te begrijpen dat ik na zo’n ‘nuttig’ leven koos voor een contemplatief klooster. En uitleggen kon ik het ook niet, maar ik  ben ervan overtuigd dat God met mijn gebed meer kan dan met mijn twee handen.
Helemaal ‘nutteloos’ is ons leven trouwens ook niet. Onze gemeenschap, die de Regel van Benedictus volgt, leeft van het werk van onze handen. Een deel van de opbrengst van onze handenarbeid staan wij af voor wie het financieel moeilijk hebben.”



Wat vindt u bij de monialen van Klaarland?
“Ik volgde mijn verlangen om in een religieuze gemeenschap God te zoeken en bewust met Hem op weg te gaan. In ons dagschema van koorgebed, handenarbeid, studie en maaltijden, kan ik geestelijk groeien en trouw blijven aan mijn gebedsleven. Mijn medezusters bieden me hierbij steun, en waar nodig ook correctie.
Ik denk dat beide noodzakelijk zijn om trouw te blijven in het religieuze leven.”

Waar ligt uw passie?
“Ik denk dat mijn passie precies in deze ontvankelijkheid ligt: ik wil ontvankelijk zijn voor Gods Woord, het in me opnemen en vrucht laten dragen. Dom André Louf zei dat dit de bestaansreden is van de monnik: plaats zijn waar Gods Woord de wereld kan binnenkomen. Ik hou van deze gedachte. Zoals Gods mensgeworden Woord in de schoot van de zwangere Maria groeide, zo wil ook ik een vruchtbare bodem zijn waarin zijn Woord kan gedijen. Ik geloof sterk in de verborgen vruchtbaarheid voor Gods Rijk. Maar ik kan natuurlijk niemand verplichten dit te begrijpen.”

Hoe ervaart u Gods aanwezigheid?
“Ik ervaar God als de geliefde die gezocht wil worden. Overal kan Hij sporen nalaten. Zo kan ik geraakt worden door een homilie van Bernardus van Clairvaux of andere cisterciënzers, door een tekst uit de Schrift. Maar ook de natuur, of zelfs onenigheid met een medezuster kan mij de aanwezigheid van God doen beleven, en me bijvoorbeeld milder maken in mijn houding tegenover anderen. Het komt erop aan ontvankelijk te zijn voor God en voor zijn Woord.”

Ad van Hattem