Gerardus Magazine 2019-4

2019-4

Gerardusminiaturen

Menslief

Gerardus Majella heeft ooit met veel vuur geschreven: ‘O God, kon ik zoveel zondaars bekeren als er waterdruppels zijn in de zee, zandkorrels op de aarde, bladeren aan de bomen, mensen en schepselen op heel de wereld’.
Voor ons – redelijk nuchtere Hollanders en Belgen – klinken deze woorden ruim 250 jaar later als emotionele zuidelijke uitbundigheid. Maar Gerardus spreekt oprecht vanuit zijn hart. Zijn zorg en inspanning voor het geestelijk heil en levensgeluk van de mensen kan hij slechts in déze religieuze woorden weergeven.

Nadat Gerardus op het feest van de Allerheiligste Verlosser op 16 juli 1752 zijn eeuwige gelofte als redemptorist heeft afgelegd, roept hij uit: ‘O mijn God, wie was ik en wie ben ik dat ik mij aan God durf toe te wijden’. Ook hier spreekt een diep ontroerde en gelovige mens. Gerardus Majella werd dan ook door de mensen in Zuid Italië ervaren als een man van God die de gave had van een intense gevoeligheid voor en een helder inzicht in wat er in mensen omging.

Zo ontmoet Gerardus tijdens een retraite in het klooster van Deliceto een man die zich beter voordoet dan hij is. Gerardus doorziet hoe deze mens verstrikt zit in een donker web en niet weet hoe hij eruit kan komen. Hij spreekt hem aan en zegt dat hij dwaalt op heilloze wegen. De man herkent en erkent wat Gerardus hem voorhoudt en besluit anders te gaan leven. Wanneer Gerardus deze man na een tijdje weer ontmoet, ervaart hij dat het nog niet zo best met hem gesteld is. Opnieuw wijst Gerardus hem op zijn duivelse dwaalwegen. Dit maakt zoveel indruk op de man dat hij definitief zijn onhebbelijkheden afzweert.

Het is slechts een van de vele wonderlijke gebeurtenissen waaruit blijkt dat Gerardus intens van mensen hield en met hun nood en hun pijn was begaan. Omwille van de mensen die een beroep op hem doen, gaat hij vaak over de grenzen van zijn lichamelijke krachten. Het is zijn innerlijke bewogenheid om mensen terug op de weg naar God te brengen, want als geen ander weet Gerardus dat slechts levend vanuit God het leven heil brengt.
Een intens gebedsleven waarin hij God dankt en smeekt, begeleidt hem dag en nacht. Van kinds af aan tot op zijn sterfbed weet Gerardus zich ook verbonden met Maria, de Moeder Gods die hem beschermt, troost en bemoedigt. Hij mag met recht de apostel van Gods menslievendheid genoemd worden.

Marianne Debets