Gerardus Magazine 2019-5

2019-5

Onderweg gebeurt het

Dat doet iets met een mens

Als ik in Wittem een rondleiding geef door onze prachtige kerk en kapellen, dan kijken mensen soms verbaasd naar de vele biechtstoelen. ‘Biechten, wat is dat? Hoe ging dat?’ Ik doe dan aanschouwelijk onderwijs en wijs op de drie deurtjes. De priester zat in het middelste hokje. Terwijl er iemand in het hokje links van hem biechtte, kon alvast de volgende in het rechterhokje gaan knielen. De biechtvader hoefde maar zijn hoofd te draaien voor de volgende biecht.  Zo konden die snel en efficiënt ‘afgehandeld worden’. Met name voor de grote feestdagen was dat ook nodig, want er stonden dan rijen mensen voor de biechtstoelen.

 

Uit de suikerpot gesnoept
Zo hoef ik de mensen niet uit te leggen waarom in de zeventiger jaren de biechtpraktijk zeer snel tot bijna nul is gedaald. Biechten was voor velen een plichtpleging geworden;  tijd voor een gesprekje over waar je werkelijk mee zat, was er niet; daar leende zich dat donkere hokje trouwens niet voor.


 

Een keer hebben we na zo’n rondleiding bij de koffie daar nog op doorgepraat met enkele bezoekers. Iemand die dat biechten op deze wijze nog had meegemaakt, vertelde: “Je moest eerst een schuldbelijdenis  doen voordat je de ‘absolutie’ kreeg, de kwijtschelding van schuld. Om je zonden te belijden had je daar als kind standaardrijtjes voor: ongehoorzaam geweest, uit de suikerpot gesnoept, gejokt tegen de juf op school… Ook als volwassene had ik een hekel aan die schuldbelijdenis.  Je werd wel erg veel schuldgevoel aangepraat over dingen waarvan je later dacht: is dat nou zo fout? En nu denk ik: het echte kwaad waaraan de wereld ten onder dreigt te gaan, kwam niet ter sprake. Het kwam niet in mij op om te biechten dat ik veel te vaak de auto instap als ik gemakkelijk ook met de fiets naar de winkel kan.”

Bij dat woordje ‘schuldbelijdenis’ zei een ander geërgerd: “Waarom begint de Mis daar toch mee? Je zit nauwelijks in de kerk en dan begint het al: ‘Door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld’. En dan kijk ik om mij heen en zie dan die paar brave oudjes zitten…”

Zoals zo vaak gaven deze gesprekjes tijdens en na een rondleiding weer veel stof tot nadenken. Is de biechtpraktijk nagenoeg verdwenen ‘omdat we geen zonden meer doen?’, zoals iemand in de groep zei. Maar die man werd meteen van repliek gediend. Maar waarom dan wél?

 

Hij kwam in Jericho en trok door de stad. Daar was een man die Zacheüs heette. Hij was oppertollenaar en hij was rijk. Hij wilde wel eens zien wat Jezus voor iemand was, maar het lukte hem niet vanwege de mensenmassa, want hij was klein van stuk. Daarom rende hij vooruit en klom in een moerbeivijgenboom om hem te zien te krijgen , want hij zou daar voorbij komen. Toen Jezus bij die plek kwam, keek hij omhoog en zei tegen hem: ‘Zacheüs, kom vlug naar beneden, vandaag moet ik in uw huis verblijven’. Hij kwam vlug naar beneden en ontving hem met vreugde. Iedereen die het zag sprak er schande van. ‘Hij neemt zijn intrek bij een zondaar’, zeiden ze. Zacheüs richtte zich tot de Heer. ‘Heer’, zei hij, ‘hierbij geef ik de helft van mijn bezit aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig’. Jezus zei tegen hem: ‘Vandaag is er redding gekomen voor dit huis, want ook hij is een zoon van Abraham. De Mensenzoon is immers gekomen om te zoeken en te redden wat verloren is’.
Lucas 19, 1-10

 

Wie vindt wie?
Het is goed te rade te gaan bij het evangelie. Hoe ging Jezus om met schuld en vergeving? Vraagt hij de mens om eerst zijn zonden te belijden, waarna zijn woord van vergeving volgt? Nee; vaak gebeurt het juist omgekeerd. De vergeving begint bij God en dát maak de mens anders…

Neem nou Jezus’ ontmoeting met de tollenaar Zacheüs. Dat verhaal is topfavoriet in kinderbijbels. Daar is Zacheüs afgebeeld als een klein, koddig mannetje dat in een boom klimt om Jezus te zien.

Maar zo koddig is die man niet: een frauduleuze belastingambtenaar. De mensen moeten niets van hem hebben. Ze gunnen hem geen plekje tussen hen in als Jezus langs komt en hij toch wel nieuwsgierig is naar die man over wie zoveel verteld wordt.

In een vijgenboom voelt hij zich onbespied. Maar dan ziet Jezus een paar voeten bungelen onder het bladerdek – zo vertelt een kinderbijbel het – en Jezus roept: ‘Hé, jij daar. Kom eens naar beneden. Ik wil bij jou op bezoek komen.’ ‘Wát? Bij mij?’ Van schrik valt Zacheüs van de tak af en komt vlak voor Jezus neer. Leuk verteld. Maar Karel Eykman, schrijver van deze ‘Woord voor Woord’-kinderbijbel, vertolkt ook goed wat er met die Zacheüs gebeurt, als die uitroept: ‘Die Jezus komt bij mij! Hij heeft mij weten te vinden!’ Zonder dat hij eerst een schuldbelijdenis hoeft op te zeggen, is er al sprake van vergeving en van een nieuw begin.

 

‘Ik ga het anders doen’
Als Jezus bij hem aan tafel zit, zegt Zacheüs: ’Ik ben ineens zo opgelucht. Ik dacht altijd: het is met mij niets gedaan. Ik ben nu eenmaal een nare man. Laat ik dat maar blijven. Maar nu u in mijn huis bent, denk ik: Ik hoef niet zo te blijven. Ik ga het anders doen’. En zonder dat Jezus hem dat als ‘penitentie’, als genoegdoening oplegt, besluit Zacheüs spontaan dat hij iedereen ruimschoots zal vergoeden die hij teveel liet betalen; en de helft van zijn vermogen gaat naar de armen.  Jezus’ conclusie: ‘Hier is iets goeds gebeurd, want ook deze man hoort er bij.’

De grote ergernis van met name de leidinggevenden onder de joden was dat Jezus aan tafel ging met zondaars en tollenaars. Kennelijk was dit niet het enige voorval. En hij vroeg van deze ‘zondaars’ niet eerst een schuldbelijdenis.
Als schriftgeleerden en Farizeeërs triomfantelijk met een vrouw aan komen zetten die op heterdaad op overspel betrapt was – want ze wilden Jezus voor het blok zetten van wel of niet de Wet van Mozes voltrekken – dwingt hij eerder bij deze wetshandhavers een soort stille schuldbelijdenis af dan bij die vrouw. ‘Wie zonder zonde is mag de eerste steen werpen’. Jezus kijkt hen dan niet beschuldigend aan, maar bukt zich voorover en laat hen rustig hun eigen conclusie trekken.

 

De vergeving komt eerst
Ze gaan weg, een voor een. Nee, niet ‘ze dropen af’ zoals in sommige bijbelvertalingen staat, maar – heel neutraal – ‘ze gingen weg’. Jezus is zelfs mild tegenover hen en sluit zich aan bij hun conclusie als hij tegen de vrouw zegt: ‘Ook ik veroordeel u niet.’ En dan haast terloops: ‘Ga en zondig voortaan niet meer’. Een woord van vergeving en nieuwe kansen, zonder dat er een schuldbelijdenis van haar kant aan voorafgegaan is.

Is biechten dan terecht in onbruik geraakt? In de oude vormgeving wellicht wel. Maar toch is het goed om je leven regelmatig tegen het licht te houden van ons christelijk geloof. Als je dan moet bekennen dat je in het groot of klein de fout in bent gegaan, kan een gevoel van schuld en schaamte je overvallen. Je wilt dan net als Zacheüs je het liefst maar verstoppen voor anderen of voor de Ander. En dan is het goed dat er iemand is die je zegt: ‘Kom maar naar beneden. Ik wil bij jou te gast zijn. Wie je ook bent, wat je ook gedaan hebt: jij hoort er bij; je bent en blijft de moeite waard.‘
Een spreekkamer of een gewone huiskamer kan ook een soort biechtstoel zijn, waar je na een goed gesprek opgelucht uit komt: bevrijd van een schuldenlast, en met meer inzicht in jezelf, waardoor je vanzelf zegt: ‘Ik ga het anders doen.’

Henk Erinkveld C.Ss.R.