Gerardus Magazine 2019-7

2019-7

Gerardusminiaturen

In hem is God ons niet te vatten nabij

In oktober 1754 keert Gerardus vanuit Napels terug naar het klooster in Materdomini. Hij is ernstig ziek en werpt tijdens de vele hoestbuien ’s nachts regelmatig bloed op. Dat zijn lichamelijke krachten steeds minder worden, daar spreekt hij nauwelijks over. Hij probeert gewoon zo goed mogelijk zijn taken in het klooster weer op te pakken.

In de winter van 1754 – 1755 wordt de streek geteisterd door een barre kou. Er is een groot gebrek aan levensmiddelen. Iedere ochtend staan er meer dan honderd mensen voor de poort van het klooster, hongerig en rillend van de kou. Ondanks zijn zwakke en zieke lichaam spreekt Gerardus de mensen op een bemoedigende wijze toe; hij geeft hun eten en warme kleding. In het portaal van het klooster plaatst hij samen met de andere paters enkele vuurpotten waar de mensen zich een beetje aan kunnen warmen. In dit beminnelijk optreden voelen de mensen zich dubbel getroost.

Maar waar haalt Gerardus toch die kracht vandaan om alleen maar oog te hebben voor de nood van de ander? Om grenzeloos goed te zijn, mensen te bemoedigen, hen te troosten en te verstaan in het diepe verdriet zonder dat ze daar met één woord over reppen? Welke Geest bezielt deze mens die zwijgt wanneer er laster van hem wordt gesproken, die ’s nachts regelmatig voor het tabernakel slaapt om maar zo dicht mogelijk bij zijn geliefde God te zijn?

De geestkracht van Gerardus is wellicht te verstaan in het licht van de relatie die hij van kinds af aan had met God: ‘il mio santissimo caro Dio’, mijn allerheiligste dierbare God. God is vooral zijn lieve Verlosser, ‘il mio caro Redentore’. Door God uitdrukkelijk ‘lief’ te noemen, wil Gerardus aangeven hoezeer God ‘eigen’ is aan hem. God is verweven met al zijn vezels, woont in zijn hart en ziel. God die hem altijd hoop biedt voor de dag van morgen. Ja, Gods onmetelijke liefde kán niet onbeantwoord blijven, die moet zichtbaar worden. Die wederliefde tot zijn lieve God doet Gerardus klaar staan voor ieder die een beroep op hem doet, ongeacht … Het is een ongelooflijke levenskracht vanuit dankbaarheid.

Als er op een dag zelfs voor de communiteit geen eten meer is, dan zegt de overste, pater Caione: ‘Laten we Gerardus maar begaan en bij zijn goede werken geen vragen stellen, want hij laat ons daadwerkelijk Gods goedheid aan den lijve ervaren. In hem is God ons niet te vatten nabij’.

Marianne Debets