Gerardus Magazine 2020-2

2020-2

Bijbels belicht

Adam en Eva: dat zijn wij

Het ‘Het Lam Gods’ van de gebroeders Van Eyck zal dit jaar de onderwerpen aanreiken voor het bijbelverhaal. Als eerste is gekozen voor Adam en Eva. Ze staan aan weerskanten van het geopende altaarstuk. Ze beseffen dat ze ongehoorzaam zijn geweest, ontdekken dat ze naakt zijn en worden meedogenloos uit het paradijs verbannen. 

 

Een Italiaanse tijdgenoot van Van Eyck, Masaccio, schildert Adam en Eva als twee zich diep schamende mensen. Ze zijn zich terdege bewust van de onomkeerbaarheid van hun daad. Ze voelen de straf tot diep in hun ziel. 

 

Van dat alles is bij de Adam en Eva van Van Eyck geen sprake. Zij zijn weliswaar naakt, maar zien eruit als welvarende en welbewuste burgers van de stad Gent, geschilderd naar het schoonheidsideaal van die tijd. 


Geen geschiedenisles
Toch is ook hier de ‘zondeval’ de aanleiding om ze af te beelden. Want het kwaad dat zo in de wereld kwam, wordt getoond boven Eva met een afbeelding van Kaïn die zijn broer Abel doodt.

 

Moeten we nog wel vasthouden aan de gedachte dat ooit, heel lang geleden, twee individuen iets heel fouts deden en wij daardoor tot op de dag van vandaag nog steeds gestraft worden? Wat wil de verteller van Genesis eigenlijk duidelijk maken? Hij wil de menselijke omstandigheden, en daar kunnen we die van onze tijd ook toe rekenen, uitleggen op een begrijpelijke manier. 

 

Het paradijsverhaal geeft weer hoe de mensenwereld er in feite uit zou moeten zien. Maar helaas, de mens kan de vrijheid die God hem geeft, niet aan. Hij maakt er misbruik van. Adam en Eva zijn geen historische figuren. Iedereen, ongeacht in welke tijd hij leeft, is of Adam of Eva: ‘elkerlijc’, als in het gelijknamige vijftiende-eeuwse toneelstuk. Elkerlijc die door God wordt weggeroepen uit zijn dagelijkse beslommeringen om een pelgrimstocht te ondernemen waarvan niemand kan terugkeren. 

 

Straf van God
Dat brengt me bij de sterfelijkheid van de mens. Hoort de dood ook bij de ‘straffen’ van God? Als we het verhaal goed lezen, is de dood daar geen onderdeel van. Er staat: ‘Zweten zul je voor je brood, totdat je terugkeert tot de aarde, waaruit je bent genomen: stof ben je en tot stof keer je terug’. De mens keert na het gezwoeg op aarde terug naar de aarde waaruit hij gevormd is. 

 

Sterfelijkheid is bij de schepping meegegeven. De mens is samengesteld uit aarde en de levensadem van God. Daarom kan hij weer uiteenvallen in die twee elementen. Als de mens niet meer in harmonie met God leeft, zoals toen in het paradijs, is sterven iets om bang voor te zijn. 

 

In 1966 verscheen er een alleraardigst boekje van illustrator Peter Vos (1935-2010): ‘Scheppingsverhaal, getekend voor een klein meisje’. Het Algemeen Handelsblad schreef: ‘Door de wel heel persoonlijke combinatie van onzwaarwichtigheid en een volstrekte menselijke geloofwaardigheid en echtheid gaat van het scheppingsverhaal van Peter Vos een onweerstaanbare bevrijdende werking uit’. En de recensie in ‘Hervormd Nederland’: ‘Tekeningen als die van Peter Vos kunnen geen enkele blasfemische bedoeling hebben. Het plaatje dat de verdrijving uit het Paradijs illustreert, waarbij de twee mensen het barre leven ingaan met als enige schat ‘de liefde’, getuigt van een zo diep menselijk begrip, dat ik dit boek gaarne aanbeveel’.

 

Masaccio, Verdrijving uit het paradijs, ca.1427, Brancaccikapel, Florence.God met de zonnebril
Het is waar wat de recensenten schrijven. Het scheppingsverhaal wordt heel liefdevol en ook met veel humor getekend. God gaat aan de slag en je ziet hoe geleidelijk aan alles geschapen wordt, maar dat gaat niet zonder slag of stoot. 

 

Het is hard werken voor God en wanneer hij bijvoorbeeld moet nadenken hoe hij water en land moet scheiden, krabt hij zich eens op het hoofd. Als het licht er is, gaat hij lekker languit liggen met een zonnebril op zijn neus. Je ziet dat hij het heel druk heeft met het scheppen. Als laatste komt er de mens.

 

Eerst huppelt hij vrolijk door het landschap en ontdekt van alles, maar hij ontdekt ook dat ieder levend schepsel een partner heeft en dat híj alleen is. Peter Vos heeft raak weergegeven hoe iemand zich voelt als hij beseft dat hij niemand aan zijn zij heeft. 

 

Tekening: Peter VosHet kwade wordt ten goede gekeerd
Gelukkig lost God ook dat op en de vrouw verschijnt op het toneel. Hoe een en ander afloopt, weten we. De ‘zondeval’ en de verdrijving uit het Paradijs worden echter met net zo veel begrip en liefde getekend als al het andere. 

 

In de eerste hoofdstukken van Genesis is feitelijk onze eigen wereld aan de orde. Al het ‘kwaad’ dat in die verhalen door mensen begaan wordt, betekent een verstoring van de harmonie, van een overschrijding van grenzen door mensen. Het gevolg is dat er vervreemding tot stand komt tussen God en de mens, tussen broers, tussen ouders en kinderen, tussen de volkeren. 

 

De mens zoekt altijd naar een verklaring voor het kwaad, zeker als het goede mensen treft. Als we bedenken dat in de bijbel God het kwaad nogal eens ten goede keert, mogen we de tekening van Peter Vos koesteren die de liefde liet overheersen na de verdrijving uit het paradijs.

 

De vrouw keek naar de boom. Zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog, en ze vond het aanlokkelijk dat de boom haar wijsheid zou schenken. Ze plukte een paar vruchten en at ervan. Ze gaf ook wat aan haar man, die bij haar was, en ook hij at ervan. Toen gingen hun beiden de ogen open en merkten ze dat ze naakt waren. Daarom regen ze vijgenbladeren aan elkaar en maakten er lendenschorten van. Toen de mens en zijn vrouw God, de Heer, in de koelte van de avondwind door de tuin hoorden wandelen, verborgen zij zich voor hem tussen de bomen. Maar God, de Heer, riep de mens: ‘Waar ben je?’ Hij antwoordde: ‘Ik hoorde u in de tuin en ik werd bang omdat ik naakt ben; daarom verborg ik me’. (…) Toen dacht God, de Heer, nu is de mens aan ons gelijk geworden, nu heeft hij kennis van goed en kwaad. Nu wil ik voorkomen dat hij ook vruchten van de levensboom plukt, want als hij die zou eten, zou hij eeuwig leven. Daarom stuurde hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aarde te gaan bewerken waaruit hij was genomen. 
Genesis 3, 6-10.22-23

Marije Bijleveld