Gerardus Magazine 2023-8

2023-8

Kijken is een kunst

Ooit zal hij komen

Lees artikel als pdf
 

Ik bewaar goede herinneringen aan Willy Meertens uit de tijd dat ik als pastor in het ziekenhuis van Sittard werkte. Hij was destijds pastoor van een naburige parochie en tegelijk ‘kunstenaar met guts, beitel en penseel’. Een mens die van mensen hield, maar tegelijk ook vogels, honden en de prachtige natuur in zijn hart sloot. 
Toen hij in 2007 stierf, werd er van hem gezegd: “Wiel was geen kamergeleerde, maar meer een prentenboek met levendige kleuren en eenvoudige woorden. Hij getuigde een leven lang van een God die de ellende van kleine mensen ziet en afdaalt om hen te redden”.
De mensen waar Willy voor stond, heeft hij op veel verschillende manieren in zijn kunst een plaats gegeven: met hun angst en hoop, met hun blijdschap en verwondering. Hij gaf hen een gezicht zowel in kleur als in zwart-wit. Deze laatsten waren dan de linosneden waarin Willy met hart en ziel zijn ontmoetingen en ervaringen met mensen uitdrukte. 
Op de ‘overwinteraars’ zoals een van de vele linosneden genoemd wordt, zitten mensen weggedoken op een ‘veilige’ plek. Het is een beeld dat zeer actueel en herkenbaar is op dit moment waarin zovele brandhaarden in onze wereld woeden. We worden er dagelijks mee geconfronteerd in de verschillende media. Maar ook buiten het zicht van camera’s, vaak in anonimiteit, proberen mensen te overleven. 
‘Overwinteraars’ hebben vele gezichten: het jonge kind dat probeert te overleven in een gezin met een drugsverslaafde ouder of de vader die het met zijn kleine kinderen probeert te redden na de dood van zijn vrouw, de velen die door slordigheden van een anonieme overheid moeten overleven in de schuldsanering, de moeder uit Syrië die wacht op gezinshereniging.
De overwinteraars van de linosnede maken zich klein, maar Willy Meertens maakt ze groot: 
Hij geeft de linkerfiguur grote voeten en twee stevige benen. De blik in zijn gezicht is helder en duidelijk: ‘Wat overkomt mij? En tóch houd ik mijn ogen wijd open en blijf ik dicht bij mijn maatje’. Dit maatje klemt – zo lijkt het – een grote waterkruik tegen haar borst en hoofd. Water om dit noodlot te overleven. Water als teken van hoop.
Achter hun rug zit verstild een levensgrote engel. De overwinteraars zien haar niet, maar hebben weet van haar aanwezigheid. Hun omhoog geheven hoofd straalt uit: Morgen misschien zal het beter zijn, anders over- en overmorgen, want herinneren we ons niet die glimp van de zon, die Mens die recht deed aan mensen? Ooit zal Hij komen, binnenkort misschien wel.

Marianne Debets