Gerardus Magazine 2020-5

2020-5

Je bent jong...

Juridisch correct is niet altijd menselijk

Ik droom nu op kleinere schaal: als die kleine van mij maar gezond blijft.Marc Paffen, zoon van Nan, bedevaartpastor in Wittem, voelt zich niet meer piepjong met zijn 33 jaar, maar vertelt enthousiast over zijn werk als advocaat in asiel- en vreemdelingenrecht. Ik spreek hem in deze coronatijd via een videoverbinding.

 

Droomde je als kind wat je later wilde worden?
Ja, ik wilde altijd profvoetballer worden. Dat was het enige waar ik aan kon denken. Ik had helemaal niets met school en zei altijd: zodra ik van school kan gaan dan vind ik het best. Ik was helemaal gek van sport. Met taal of zo had ik ook helemaal niets en dat is ook wel gek met het beroep wat ik nu heb. 
Toen ik ongeveer vijftien jaar was en me afvroeg wat ik nu eigenlijk wilde worden, was er een Amerikaanse televisieserie die JAG heette. Dat ging over een advocaat in het leger; militair recht. Dat vond ik hartstikke spannend en leuk en ben me daar toen in gaan verdiepen. Ik had altijd al mijn mondje klaar, dus dat paste wel. Ik wist toen nog niet welke richting precies, maar wilde wel advocaat worden. 
Toen ik dat voor mijzelf had uitgestippeld, was er ook geen weg meer terug.  Anders was ik waarschijnlijk sportleraar geworden en dan had ik ook een fijn leven gehad, zo gaat dat.

 

Hoe is die keuze voor asielrecht gekomen? 
Toen ik pas ging studeren, heb ik me als vrijwilliger aangemeld bij de Stichting Noodhulp in Heerlen. Zij hielpen illegale mensen die dakloos waren. Op die manier ben ik met asielzoekers in aanraking gekomen. 
Aanvankelijk wilde ik strafrecht gaan studeren, maar het vreemdelingenrecht met zijn internationale karakter en zorg voor mensen vond ik ook wel interessant. Hoe kon ik die twee combineren? Ik heb een master strafrecht gevolgd en een master die vooral gericht was op mensenrechten en internationale verdragen. 

Toen was het duidelijk dat ik advocaat in asiel- en vreemdelingenrecht wilde worden met een eigen kantoor. Ik heb destijds stage gelopen bij een advocatenkantoor in Heerlen. Daar las ik in een vakblad dat een kantoor in Dordrecht een beginnend medewerker zocht met specialisatie strafrecht en asiel- en vreemdelingenrecht. Precies wat ik wilde. Toen ik uitgenodigd werd, realiseerde ik me wel ineens dat het kantoor in Dordrecht en niet in Limburg was. Ik werd aangenomen en bij hen heb ik toen een na-opleiding gedaan van 2010-2014 en het jaar daarna ben ik voor mijzelf begonnen.
Zo zit ik dan nu op een eigen kantoor, maar heb wel twee compagnons met wie ik de spreekkamer en dergelijke deel. 

 

Een eigen kantoor en tegelijk niet alleen, hoe is dat? 
In dit vakgebied is het kostbaar, want je hebt niet alleen met het juridische te maken, maar ook met een aantal dilemma’s die je in de kern raken en waarvan je je afvraagt: moet ik nog een stap zetten of een grens trekken? 
Er is een verschil tussen het juridische – waar soms een grens is bereikt – en het menselijke. Blijf je dan vechten voor een persoon of zeg je: hier scheiden onze wegen zich. Dan is het fijn om met collega’s te kunnen overleggen welke keuzes je moet en kunt maken.

Zijn er mensen die hierin voor jou een voorbeeld zijn?
Ik denk dan aan Corry, voorzitster van de Stichting Noodhulp. Ze is inmiddels overleden. Ze deed zoveel voor anderen dat ze niet meer op zichzelf lette, waardoor ik ontdekte: je moet ook wel grenzen trekken. Ook mijn moeder is een voorbeeld. Voor haar is het heel vanzelfsprekend om anderen te helpen. En zij kan redelijk goed haar grenzen aangeven. 
Op het juridische vlak heb ik toch veel zelf moeten uitzoeken, ofschoon een van mijn huidige collega’s een juridische zuiverheid heeft waar ik veel van leer. 

 

Is er een zaak die ‘op je netvlies’ blijft staan? 
Ja, die zijn er genoeg! Een jongen van ca. zestien jaar, bijna uitgeprocedeerd, neerslachtig, durfde geen oogcontact te maken, depressief overkomend, sprak de taal niet. Ik heb toen afgerond wat ik nog kon, de laatste stappen bij de Raad van State. 
Een jaar later belt hij op om een afspraak te maken. Hij sprak perfect Nederlands, was vrolijk, liep recht op, keek me aan. Hij was christen geworden, vertelde hij. Dus hebben we een nieuw asielproces gestart, maar de IND geloofde zijn bekering aanvankelijk niet. Na vier jaar kreeg hij eindelijk een vergunning en al die tijd bleef hij heel opgewekt.
Als het gaat over gezinnen met kinderen, dat zijn voor mij ook vaak lastige procedures. Dan ga je vaak zes, zeven jaar door. Als zij steeds worden afgewezen, dan moet ik op een gegeven moment toch zeggen: ‘Ik kan niets meer voor jullie doen’. 
Er zijn een aantal klanten van mij teruggestuurd waarvan ik voor 90% weet dat ze niet meer in leven zijn, maar ik kan ze niet hier houden en laten onderduiken. De zaak kan dan wel juridisch juist zijn volgens de IND, maar ze is niet redelijk. Toch moet ook ik me neerleggen bij het oordeel van de hoogste rechter. Moreel gezien oordeelt mijns inziens het vreemdelingenrecht vaak op het randje.  

 

Heb je een droom naar de toekomst?
Eigenlijk niet. Ik doe wat ik leuk vind en dat heeft ook nog impact; ik ben geen geld aan het verschuiven of zo, maar doe echt iets voor mensen. Ik heb een gezin, een zoontje en een lieve vrouw, dat is allemaal al heel bijzonder. 
Als ik daarbij stilsta, dan denk ik dat ik mijn droom leef en daar ben ik dankbaar voor. Verder hoop ik dat het goed gaat met de mensen die ik help en dat ik dit werk nog lang kan doen. 
Ik heb ook wel eens van die vergezichten, maar dan zeg ik tegen mezelf: wacht eens even, eerst vandaag maar eens afmaken en dan verder kijken. Ik droom nu op kleinere schaal: als die kleine van mij maar gezond blijft en dat hij het over vijf jaar op school goed doet … ja, op die manier.

 

Wat is het mooiste boek dat je gelezen hebt?
Dat is een lastige vraag. Ik heb bijvoorbeeld van Plato de ‘Ideale staat’ gelezen. Heel bijzonder hoe iemand uit de oudheid bepaalde inzichten had over de organisatie van de wereld en die inzichten afsluit met verhalen over de onderwereld. Voor die tijd normaal. 
Het leert mij in de omgang met asielzoekers op een andere manier te kijken. Niet meer: ik begrijp jou niet, maar vanuit jouw cultuur is het heel logisch dat jij je zo gedraagt en dat je dit zo zegt. Het heeft mij geleerd open te staan voor die ander, zonder dat ik daar direct een oordeel over heb. Ja, boeken, vooral historische en filosofische boeken zetten mij aan het denken en houden mijn blik open.

Marianne Debets?