Gerardus Magazine 2020-7

2020-7

Bijbels belicht

Een andere lichtstad

De tuin was mijn paradijsje. Een rode beuk in het midden. Mijn vader had tussen de takken op een plankje een bak met goudvissen geplaatst. Ik werd nieuwsgierig naar de wereld achter het hekje. Op een dag ging ik er vandoor, hoewel mijn moeder dat verboden had. Spannend. Bij mijn terugkeer vond ik geen Michaël die de poort van het Paradijs gesloten hield, maar mijn moeder, die me geschrokken maar liefdevol thuisbracht. Toch was de tuin daarna nooit meer dezelfde. Kleiner, saaier. Ik moest steeds verder op stap, uit verlangen om in de wereld opnieuw thuis te komen.


De bijbel in een notendop 
De bijbel begint in een paradijs en vertelt hoe de mensheid door verleiding nieuwsgierig ‘buiten het hekje’ gaat. Daarna vele verhalen van een volk dat een land zoekt om thuis te komen, bij zichzelf, bij elkaar en bij God. De bijbel eindigt voor christenen waar God zijn mensen in de Nieuwe Stad verzamelt. 
In een prachtig altaarstuk hebben de gebroeders van Eyck zo de bijbel geschilderd: een paradijs met ver op de achtergrond een stad. Het nieuwe thuis?  

 

Lied van de stad


1. Hier is een stad gebouwd, overal om ons heen,
huizen en bomen en mensen van licht en steen
2. Huizen van vrede voor mensen van vlees en bloed.
Veilig onveilig, zo leven zij bitterzoet
3. Overal haast en verkeer dat geen richting heeft,
wolken lawaai als een vuur dat geen warmte geeft
4. Woorden gaan over en weer, waar de mensen zijn,
Woorden zijn lief en leed, rouw en geboortepijn
5. Iedereen wil wel een ander, maar weet niet hoe.
Iedereen gaat zo zijn weg, wie weet waar naar toe.
6. Mensen gaan twee aan twee, overvloed en woestijn.
Zoeken een woning en willen geborgen zijn.
7. Een stad is man en vrouw, opstaan en slapen gaan,
Mensen die dagelijks doodgaan en voortbestaan
8. Leven is liefde doen, gaan in het oude spoor:
Moeder en vader, zoon, dochter, de eeuwen door.
9. Leven is overal tussen fabriek en flat,
Bloemen en kinderspel, licht op muziek gezet.
10. Is er een stad zonder dood, zonder duisternis,
komt er een stad waar de zon niet meer nodig is?


https://www.youtube.com/watch?v=IGh69O5tJAI

 

Geloven in de stad
De christelijke kerk is van oorsprong een stadskerk en dat is ze ook gebleven. Het lijkt in tegenspraak, omdat het platteland in onze beleving religieuzer is. Verstedelijking kenmerkt de moderne maatschappij. De stad is steen, beton, zondige verleiding en anti­religieus vermaak.   
De eerste christengemeenschappen ontwikkelden zich echter in steden, Jeruzalem, Rome, Korinthe. In de Handelingen der Apostelen en ook in de brieven van Paulus lezen we over de eerste christenen als groepjes in de marge, die als hechte gemeenschappen geleidelijk meer aanhang en betekenis kregen. Vanuit de steden werd het christendom verspreid. En nog steeds zetelt de bisschop in de stad. De pauselijke zegen begint met Urbi (voor de stad) et Orbi (en voor de wereld eromheen). 
Tegenwoordig zien we in de steden nieuwe vormen van kerk-zijn ontstaan; stiltecentra, inloophuizen, buurtpastoraat, oecumenische leerhuizen en interreligieuze dialoog, religieus geïnspireerde groepen voor maatschappelijke en sociale veranderingen. In de stad zijn de relaties tussen mensen vaak vluchtig en anoniem en wordt een gemis aan gemeenschaps­vorming gevoeld.   
Geloven in de stad is voor christenen opdracht en toekomst. Het is geloven in de marge, net als bij de eerste christenen. Kleine oases van hoop, kleine gemeenschappen, haast onzichtbaar in de massa van de metropool.  
Europa verstedelijkt steeds verder. In verkeersdrukte, in ruimte en cultureel aanbod is er zeker een groot verschil tussen stad en platteland. De stad is levendig, dynamisch. Toch is het heerlijk om de stad van tijd tot tijd te ontvluchten. Maar kan dat nog?  
Wie met een stedeling en een dorpsbewoner in gesprek raakt, merkt niet eens zoveel verschil. Mentaal zijn de grenzen tussen stad en platteland aan het vervagen. Jongeren uit het dorp gaan in de stad naar school. En ineens merken zij met hun ouders dat ze stedeling zijn. Dat ze geloven in de stad.
Religieus en gelovig ben je in deze wereld. Hier zijn geluk en nood vaak onontwarbaar verbonden. Hier realiseren we ons dat de wereld zoals ze nu verschijnt, zo niet bedoeld is door God, maar leeft ook de hoop dat het anders kan. Ik ontleen er met velen een gevoel voor recht en onrecht aan. Zo overwinnen we angst met vertrouwen en ervaren we dat de Geest wérkt. Hier en nu, in en door mensen, op zondag en maandag. 

 

De Stad in een lied
Huub Oosterhuis schreef jaren geleden visionair het ‘lied van de stad’. De woorden zijn vaak met elkaar in tegenspraak, net als de gevoelens van moderne mensen. In het hele lied komt de naam van God niet één keer voor, en toch voel je die Naam overal aanwezig.
Het ‘lied van de stad’ bezingt de tijd, de aardse stad; “Licht en steen, veilig, onveilig, bitterzoet”. De stad kolkt in haar eigen drukte, zonder doel. “Haast en verkeer dat geen richting heeft. Iedereen gaat zo zijn weg, wie weet waar naar toe. Opstaan en slapen gaan, dagelijks doodgaan en voortbestaan”. Af en toe breken verlangen en perspectief even door de muur. “Leven is liefde doen, gaan in het oude spoor, moeder en vader, zoon, dochter de eeuwen door. Leven is overal tussen fabriek en flat, bloemen en kinderspel licht op muziek gezet”. In de laatste strofe sluit de dichter aan bij een bijbels visioen, een stad waar “overdag het licht van de zon niet meer nodig is, de glans van de maan je niet hoeft te verlichten, want de Eeuwige zal je voor altijd licht geven, God zal voor je schitteren”. (Jesaja 60,19-20). Deze laatste strofe van het lied is een smeken naar dit visioen.

 

De stad in de verte
Het lied bezingt de stad van de mensen, en uiteindelijk voel je: het gaat hier om de stad van God, de eeuwige stad, zoals ook beschreven in Openbaringen 21.1-4: “Toen zag ik de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, uit de hemel neerdalen, bij God vandaan. Ze was als een bruid die zich mooi heeft gemaakt voor haar man en hem opwacht. Ik hoorde een luide stam vanaf de troon, die uitriep: ´Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen”.
Kunst is het voertuig van het religieuze in elke stad. De dichter Oosterhuis in Amsterdam en de gebroeders Van Eyck in Gent schilderden een bijbelse wereld in een notendop. In de verte ligt de stad Gods.   
Diep in ons hart weten we daar het ‘Nieuwe Thuis’.

Jacqueline Huizinga