Gerardus Magazine 2020-8

2020-8

Bijbels belicht

Een fantastische toekomst binnen handbereik

Onze God lijkt nergens op. Hij is onvergelijkbaar en onovertroffen. Zo kan de boodschap worden samengevat van de profeet Micha. Nog anders gezegd: “Wie kan het opnemen tegen God?” Misschien noemde hij zich daarom Micha, want dat betekent ‘Wie is als God?’ 
Micha heeft maar een bescheiden plaatsje op het grote altaarstuk ‘Lam Gods’ van de gebrs. van Eyck. Hij is één van de zogenaamde ‘kleine profeten’ in de bijbel. Hij neemt in het vuistdikke boek slechts een paar bladzijden in beslag, waardoor je hem bij het doorbladeren van de bijbel makkelijk over het hoofd ziet. Dat is erg jammer, want die paar pagina’s die worden toegeschreven aan Micha, zijn rijk aan inhoud.

 

 

Hoop en troost
Wie Micha nu precies was en hoe en wanneer hij leefde: daarnaar kunnen we alleen maar gissen, zoals bij de meeste personen die in de bijbel voorkomen. We kennen zijn naam en we weten dat hij op het platteland van Juda leefde in de achtste eeuw voor Christus. Heel erg belangrijk is het eigenlijk niet om dit allemaal precies te weten. Die kleine schat aan woorden die Micha aan ons heeft nagelaten: daar gaat het uiteindelijk om. Het zijn woorden van hoop en troost. Woorden, waarvan je hart sneller gaat kloppen en die je doen opleven.
Zoals dat bij andere profeten eigenlijk ook het geval is, gaat het bij Micha gaat om hoop en troost van een bijzondere soort. Micha biedt een hoop en een troost die niet vanzelfsprekend zijn. Hij zegt niet zalvend dat alles wel goed zal komen. Hij belooft weliswaar: al zit je in de duisternis, de Heer zal je licht zijn. Dat licht zal echter pas doorbreken als je eerst alles uit de weg ruimt wat het zicht verspert op dat licht. 
Om de opgaande zon te kunnen zien, moet je eerst alle horizonvervuiling verwijderen. Om de goudader in je leven te ontdekken, die we God noemen, moet je eerst opruimen, moet je eerst de valse nepgoden uit je leven verbannen, moet je eerst alles aan de kant schuiven wat je afleidt van God. En de eerste afgod die het dan bij Micha moet ontgelden is egoïsme, hebzucht, materialisme. Hij breekt bijvoorbeeld de staf over handige kooplui die zich verrijken ten koste van anderen door list en bedrog. 

 

Praatjesmakers
Natuurlijk. Er zijn ook andere profeten. Micha kent ze ook en wijst hen aan. Dat zijn die zelfbenoemde profeten, die voortdurend roepen dat het allemaal zo’n vaart niet loopt. Het gaat eigenlijk best goed met ons, roepen ze. En dat horen de meeste mensen maar al te graag. 
Wie hoort nu graag dat zij of hij haar of zijn gedrag moet veranderen, dat zij of hij orde op zaken moet stellen in haar of zijn leven? Profeten als Micha, die oproepen tot een andere levensstijl: die worden maar lastig gevonden. Nee. Dan liever die ‘profeten’ die ons geruststellen, zodat we kunnen overgaan tot de orde van de dag. ‘God is met ons!’ roepen ze en ze worden toegejuicht en rijkelijk beloond voor hun stichtelijke praatjes.
Micha laat er zich niet toe verleiden zo’n succesvolle praatjesmaker te worden. Hij blijft hameren op omkeer en verandering. Hij schrikt er niet voor terug God zelf een hartig woord te laten voeren met de beroemd geworden woorden: ‘Mijn volk, wat heb ik verkeerd gedaan? Waaraan heb ik dit verdiend? Ben ik niet jullie Verlosser? En nu krijg ik stank voor dank?’ 
Het wangedrag van zijn volk ziet Micha als een belediging van God, die zijn volk alleen maar op handen heeft gedragen en die het zijn mensen aan niets heeft laten ontbreken.

 

Teruggekeerd uit ballingschap
Micha heeft een bescheiden plaatsje, rechtsboven op de achterkant van het altaarstuk ‘Lam Gods’. Maar God is niet nadragend en rancuneus. God is groter dan zijn schaduw. Zijn liefde is groter dan zijn woede. ‘Wie is als God? Wie is zo vergevingsgezind? Wie stapt zo barmhartig over onze fouten heen?’ God is niet zoals wij, rekenmeesters. God is bereid een streep door zijn eigen rekeningen te trekken, als wij onze donkere kanten inzien en de – soms erg lange – weg terugzoeken naar Hem. God is bereid om als een Licht door te breken in ons leven, als wij uit onze schaduw durven te treden. Als wij de moed hebben om onszelf tot de orde te roepen – en zo nodig anderen – ook als dat ten koste gaat van de lieve vrede en de goede verhoudingen.
Wat er dan gebeurt, is met geen pen te beschrijven. Micha doet toch een poging. Hij beschrijft in gloedvolle woorden wat ons te wachten staat, als wij ooit uit de ballingschap van onze hardleersheid terugkeren en als in Bethlehem de Messias wordt geboren. 

“Dan zal het gebeuren, dat de berg van het huis van de Heer vast zal staan als de eerste der bergen, verheven boven de heuvels en de volken stromen naar hem toe, de vele naties gaan op weg en zeggen: ‘Komt, laat ons opgaan naar de berg van Jahwe, naar het huis van Jakobs God: dan zal Hij ons zijn wegen wijzen en wij zullen zijn paden bewandelen. 
Ja, in Sion ontspringt de wet, in Jeruzalem het woord van Jahwe.’  
Hij zal recht doen tussen de vele volken en machtige naties tuchtigen, al wonen zij nog zo ver. 
Dan smeden zij hun zwaarden om tot ploegscharen en hun speerpunten tot snoeimessen; geen volk heft het zwaard meer tegen een ander en de oorlog leren zij niet meer.  
Een ieder zal onder zijn wingerd zitten of onder zijn vijgeboom, door niemand opgeschrikt. 
Want de mond van Jahwe heeft gesproken, van Jahwe van de legerscharen.  
Laat de andere volken hun wegen gaan, elk volk in de naam van zijn God, wij gaan onze weg in de naam van Jahwe, onze God in tijd en eeuwigheid.
Op die dag – zo luidt de godsspraak van Jahwe – wil Ik verzamelen wat kreupel is, bijeenbrengen wat uiteen is gejaagd en degenen aan wie Ik leed heb gedaan. 
Van dat kreupele maak Ik dan een rest, van dat afgejakkerde een machtig volk. Jahwe zal hen regeren op de berg Sion van nu af tot in eeuwigheid” (Micha 4, 1-5)

 

Een schitterend vergezicht opent Micha hier voor ons. Waarin een kleine profeet groot kan zijn!

 

Eric Corsius