Gerardus Magazine 2021-3

2021-3

Gebruiken in het volksgeloof

En toen was er het licht - van het waxinelichtje

In het begin schiep God de hemel en de aarde… De dagindeling van Zijn scheppingsarbeid leert dat Hij op de vierde dag toekwam aan het licht, de zon en de maan – nadat Hij op de eerste dag het licht en het duister van elkaar had gescheiden. ‘En God zag dat het licht goed was’, moet Hij toen in al Zijn wijsheid hebben opgemerkt. Dat zeggen we Hem nog steeds na. De nieuwe Bijbelvertaling geeft God Zijn hoofdletter terug en u ziet het: ik doe daar graag aan mee.

 

God heeft toen onnoemelijk veel geschapen, op de zesde dag ná de dieren de mens. Of dat de Neanderthaler was, laat ik even in het midden. Het was in ieder geval een schepping met een goed stel hersenen. De oudste sporen die zijn teruggevonden laten zien dat hij zich goed bijlichtte als het nacht was en ‘het kleine licht’ niet genoeg kracht had om te zien wat hij deed. 


Een dwingende kracht
Sedertdien heeft de mens zelf ook licht gemaakt, zoals de kaarsjes die we branden bij tal van gelegenheden, niet in de laatste plaats bij heiligen- en Mariabeelden, in kerken en kapellen en in pelgrimsoorden. De meimaand zit er aan te komen en ik schat zo in dat dan de meeste waxinelichtjes worden gebrand. Een paar voorbeelden. 

 

Eerst een kaarsje opsteken bij Maria in de Hasseltse Kapel

 

De Hasseltse kapel in Tilburg, Mariapelgrimsoord sinds 1536, ontvangt elke meimaand minstens 50.000 bezoekers die gemiddeld meer dan één kaarsje opsteken. De Heilige Gerardus in Wittem tast ook bepaald niet in het duister: jaarlijks 26.500 noveenkaarsen en daarbij nog eens 60.000 gewone kaarsjes. 

 

En dan snoep uitkiezen bij een van de kraampjes die de hele meimaand staan bij dit bedevaartsoord in Tilburg  (in dit coronajaar helaas niet)

In beide genoemde pelgrimsoorden en in veel andere plaatsen neemt het branden van een kaarsje toe. Ikzelf ga geen kapelletje voorbij of een onbekende kracht dwingt me van de fiets te stappen om een kaarsje op te steken. Toen ik recent in Den Bosch moest zijn en ik tegen een vriend zei dat ik even bij de Zoete Moeder in de Sint Jan binnen zou lopen, vroeg hij: ‘Steek voor mij dan ook een kaarsje op.’ Ik schat zo in dat heel veel mensen deze ervaringen zullen delen.

 

Universeel
Toen de mensen hun eerste schreden zetten, waren er nog geen religieuze of culturele verschillen. Die kwamen pas nadien, maar hoe groot die verschillen ook werden, álle mensen delen in hun cultuur en religie het licht als iets wezenlijks. Ze hebben allemaal lichtfeesten, zoals de christenen die de Paaskaars ontsteken, symbool van Gods liefde. 
Alle mensen doen iets met licht. Het opsteken van een kaarsje is een moment van concentratie en bezinning, geeft licht en warmte – voor mij is het opsteken van een kaarsje niet alleen een alternatieve vorm van bidden, het ritueel en het vlammetje helpen me om bij datgene stil te staan wat ik op dat moment belangrijk vind en dat zijn toch altijd de dingen die er echt toe doen in het leven. 

 

Koppelverkoop
Mensen van mijn generatie zijn met het gebruik van het branden van kaarsjes opgegroeid. Het ritueel zit in het katholieke DNA, maar sinds je bij wijze van spreken wordt nagewezen als je zegt dat je katholiek of christen bent, vraag ik me wel eens af hoe lang dit gebruik van kaarsjes in de meimaand en in de kapellen in onze contreien zal standhouden.

 

Nou, ik ben hoopvol sinds ik bij de Hasseltse kapel in Tilburg een zeer aardse relatie heb ontdekt tussen het vluchtig spirituele van een kaarsvlammetje en snoep! (Overigens ook door God geschapen).  
In dit pelgrimsoord bestaat nog de meimaandtraditie van een kaarsje opsteken en snoep kopen in een van de verschillende snoepkramen – met zoveel soorten snoep (260) dat je er buikpijn van krijgt: schuimblokken, stroopsoldaatjes, trekdrop, kaneelkussentjes en het vrijwel vergeten jodenvet – oei, mag ik dat nog schrijven nu jodenkoeken voortaan ‘Odekoeken’ worden genoemd? 

 

Het is bij de snoepkramen een komen en gaan van oma’s en opa’s die zelf zijn opgegroeid met de combinatie van volksgeloof en snoep en dat hun kleinkinderen van harte gunnen. En dan, jong geleerd en oud gedaan: ‘Oma, krijgen we snoep?’ ‘Ja, maar eerst steken we een kaarsje op’.

Paul Spapens