Gerardus Magazine 2021-6

2021-6

Gebruiken in het volksgeloof

Tan-tan-touwe, een nieuwe voor een ouwe…

Op een tentoonstelling is onder de titel ‘Van pest tot corona’ in het Peerke Donders Paviljoen in Tilburg tot begin oktober een tentoonstelling te zien over de geschiedenis van de zorg. Op die expositie hangt onder meer een prent van een kwakzalver die – te oordelen naar zijn kleding – in de zeventiende eeuw zijn praktijken botvierde op zijn slachtoffers – ik bedoel natuurlijk patiënten. Opvallend aan zijn medicinale gereedschap is de klisteerspuit, maar vaklieden zoals hij waren van alle markten thuis, zoals de tandartsenij.      

Kwakzalvers behoorden tot begin vorige eeuw tot de vaste attracties op de kermissen, zoals die van Tilburg. Ze hadden klanten genoeg, want in die tijd was je als je iets mankeerde toch vooral aangewezen op piskijkers, brouwsels, bijgeloof en volksgeloof. Iedereen weet dat tandpijn verschrikkelijk is. Je bent tot alles in staat om er een einde aan te maken, zoals je overgeven aan een kwakzalver op de kermis. Een hulpje sloeg zo hard mogelijk op een trom om het gekerm te overstemmen. Wie schrik heeft van de tandarts zou zich voor de aardigheid eens in dit verleden moeten verdiepen…

   

Gelukkig waren er ook zachtaardigere methoden om tandbederf aan te pakken. Op genoemde expositie maak je kennis met een aantal gespecialiseerde heiligen, zoals Rita tegen de pokken en ‘moeilijke gevallen’, Cunera tegen hoest en keelziekten, Laurentius helpt brandwonden sneller te genezen en Nicolaas van Tolentijn geneest koorts. En er staat eveneens een beeld van de heilige Apollonia (van Alexandrië). Deze martelares uit de derde eeuw is de patrones van lijders aan tand- en kiespijn. Ze kwam aan deze specialisatie, omdat haar volgens de legende tijdens een marteling alle tanden uit de mond werden getrokken – en dan zonder verdoving natuurlijk! Het volksgeloof zag hierin aanleiding om de bejaarde vrouw te vragen te bemiddelen bij Onze Lieve Heer als men het niet meer hield van de tandpijn. 

De verbeelding van dit volksgeloof is schitterend: een maagd (te zien aan de palm) houdt in haar hand een tang geklemd, compleet met tand. Dit beeld blijft mij de rest van mijn leven bij, omdat het ook in de kerk van mijn geboortedorp stond. Logisch, als je iets voor je gelovigen wilde betekenen dan zorgde je toch in ieder geval dat er hulp bij tandpijn werd geboden. Aan dit beeld was een bijzonder ritueel verbonden. Mijn moeder nam mij, zoals alle moeders dat deden met mijn leeftijdgenoten (babyboomers), mee naar het beeld van Apollonia. 

Achter in de Wittemse kloosterkerk staat ook een beeld van de H.Apollonia, helaas zonder nijptang...Ze bad een paar Weesgegroetjes en ze gebood me vervolgens met de rug naar het beeld te gaan staan. In mijn knuistje klemde ik een melktandje. “Niet omkijken”, zei mijn moeder met de grootst mogelijke nadruk. Dus zonder om te kijken, gooide ik vervolgens het melktandje naar het beeld van Apollonia onder het uitspreken van de spreuk: ‘Tan-tan-touwe, een nieuwe voor een ouwe’. Pas veel later besefte ik dat mijn moeder met dit ritueel aan Apollonia vroeg of zij er voor wilde zorgen dat ik de rest van mijn leven met een goed gebit gezegend zou zijn. 

Eerlijk gezegd, dat heeft toch wel iets anders uitgepakt en is het halfjaarlijkse bezoek aan de tandarts niet mijn grootste hobby. Tot op de dag van vandaag vraag ik me af of dat bijzonder interessante ritueel een voorbeeld van volksgeloof of van bijgeloof is, of een combinatie van beide, wat het allemaal nog veel interessanter maakt. 
En als ik de kwakzalver op de kermis zie, ben ik blij dat de Heilige Apollonia ook de patrones is van de tandartsen, want zij zijn de ware wonderdoeners.

 

Paul Spapens