Gerardus Magazine 2022-5

2022-5

Wat wás er nog

Heeft de hemelpoort meer dan één sleutel?

Een jaar of twintig geleden verscheen er een boekje voor kinderen over het doopsel, voorzien van schattige tekeningen. Het was geschreven door Phyllis Carol Ovile, een Amerikaanse schrijfster uit de kring van de mormonen, officieel ‘de kerk van Jezus Christus van de heiligen der laatste dagen’. De titel van het boekje was: ‘Baptism, the key to heaven’. 

 

Antonius
Het beeld van het doopsel als ‘de sleutel tot het rijk der hemelen’, de ‘clavis regni caelorum’, is al terug te vinden bij schrijvers uit het vroege christendom, al blijkt daar het doopsel toch niet de enige sleutel te zijn. De grote theoloog Origenes bijvoorbeeld beschrijft in de derde eeuw de deugden als sleutels tot het rijk der hemelen: wie als een goed mens leeft, opent daarmee voor zichzelf de toekomst van een leven bij God.
Sleutels zijn belangrijk in het leven. Zij kunnen mogelijkheden voor ons ontsluiten, maar ook afsluiten. Als wij de sleutels van ons huis, onze fiets of auto, ons kantoor, ons bagagekluisje of wat dan ook kwijt raken, zijn we flink onthand. 
Menigeen zal ooit gebeden hebben: heilige Antonius, beste vrind, zorg dat ik mijn sleutels weer vind. En ik ken voorbeelden van mensen die in huis het heiligenbeeld van Antonius van Padua, want om hem gaat het, voor straf enkele weken met het gezicht naar de muur plaatsten als zij hun verloren voorwerp niet terug vonden. Hij had het laten afweten.
Antonius van Padua (1195-1231) had zich in Lissabon, waar hij uit een voorname familie geboren was, aangesloten bij de augustijnen. Maar hij was zo onder de indruk van de eerste volgelingen van Franciscus van Assisi, de minderbroeders, dat hij zich in 1220 bij hen aansloot. 
Hij werkte als volkspredikant in Noord-Afrika, Frankrijk en Italië en overleed op 13 juni 1231 in Padua, waar hij ook begraven ligt. Al een jaar na zijn dood werd hij door paus Gregorius IX heilig verklaard. 

 

Schrijffout
Die paus had zelf graag minderbroeder willen worden en stimuleerde de orde op allerlei manieren. Hij verklaarde ook Franciscus van Assisi anderhalf jaar na zijn dood heilig. Dat waren nog eens records. 
Door de vurige preken van Antonius van Padua, zo werd gezegd, vonden veel mensen hun ‘verloren zeden’ weer terug, die sleutels dus waar Origenes over sprak. In het Latijn was dat ‘mores perditos’. Door een schrijffout van een middeleeuwse kloosterling zouden de eerste twee letters zijn weggevallen en bleef er ’res perditos’ over: verloren zaken. Niet helemaal correct Latijn, maar een kniesoor die daar op let. En zo zou Antonius de patroonheilige voor verloren zaken zijn geworden.
Of het waar is of niet, zeker is dat hij al vroeg in een liturgisch gezang voor zijn feestdag, een zogenaamd responsorie, geprezen wordt voor een hele reeks zaken waarin hij mensen bijstond, en een van die zaken was: het terugvinden van verloren zaken: 
membra resque perditas  
petunt et accipiunt  
iuvenes et cani
(‘jonge mensen en ouderen vragen en ontvangen verloren ledematen en zaken terug’). 
Antonius zou dus ook verloren kiezen, vingers, benen en wat niet meer terug kunnen brengen. Of hij dat vaak heeft gedaan, weten we niet. Maar wel zijn er veel mensen die het terugvinden van hun sleutels of andere zaken toeschrijven aan het ingrijpen van ntonius.

 

Werk aan de winkel
Ik ben een grote fan van de Limburgse band Rowwen Hèze. Toen zij dertig jaar bestond, in 2015, schreef ik in een bundel essays een bijdrage over het katholicisme in de nummers van Rowwen Hèze. Dat katholicisme is vooral verbonden met nostalgie, met herinneringen aan een Limburg dat niet of nauwelijks meer bestaat. Herinneringen dus aan verloren zaken. 
Een van de bekende nummers van Rowwen Hèze heet Heilige Antonius, en daarin komt de zin voor: ‘Soms is ’t baeter iets moeis te verleze; baeter verleze dan daat ge ’t noeit het gehad.’ (Soms is het beter iets moois te verliezen; beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad.) 
Er is één schrale troost: het doopsel kun je nooit verliezen. De klassieke theologie leert ons immers dat het een ‘onuitwisbaar merkteken’ in de ziel achterlaat. Het ‘ontdopen’, dat een tijdje mode was na de publiciteit over seksueel misbruik in de katholieke kerk, is theologisch gezien dus zinloos. 
Die ene sleutel tot de hemel kunnen we nooit kwijtraken. Daar hebben wij de heilige Antonius dus niet voor nodig. Met die andere sleutels waarover Origenes sprak, de deugden dus, ligt het een stuk ingewikkelder. Daar is misschien nog wel wat werk aan de winkel.

Peter Nissen