Gerardus Magazine 2022-8

2022-8

Markante redemptoristen

De pater die kranten verslond

Begin jaren vijftig kwamen de generaal overste en de Nederlandse provinciaal van de redemptoristen overeen om studenten naar Brazilië te sturen om daar hun opleiding af te maken. Het ging er niet enkel om dat deze missionarissen zich dan beter zouden kunnen invoegen in het land, maar in die tijden van Koude Oorlog was men ook bang dat de ‘Russen zouden kunnen komen’, en dat zou in Nederland dan het einde van de Kerk betekenen. 

 

Socioloog
Jan Plummen, Humberto zoals wij hem hier kennen, behoorde tot de eerste vijf die naar het nog niet lang geleden gebouwde seminarie in Floresta vertrokken, om daar hun theologiestudies af te maken en volksmissionaris te worden. Na zijn wijding in zijn nieuwe vaderland, ver van zijn familie, werd hij benoemd voor de jonge viceprovincie van Noordoost Brazilië met drie grote huizen: Recife, Campina Grande en Garanhuns. 
Net zoals enkele collega’s die een studiehoofd hadden, werd hij na enkele jaren uitgekozen om in Europa, in Leuven sociologie te studeren, juist in de jaren dat in Rome het Tweede Vaticaanse Concilie plaatsvond. Hij moet dat gebeuren met passie gevolgd hebben: de Kerk deed de ramen open naar de wereld. Met name het document ‘Gaudium et Spes’ moet voor de jonge socioloog een geweldige impact gehad hebben. Ineens werd theologie met de menswetenschappen verbonden. Terug in Brazilië vestigde hij zich in Recife, om daar als docent dertig jaar lang een bijdrage te geven aan de opleiding van jonge mensen die priester wilden worden. 
Toen ikzelf mijn associatiecontract met de redemptoristen ondertekende, was hij viceprovinciaal. Ik leerde een uitermate aimabele man kennen, die evenwel in de recreatie vaak heftige discussies uitlokte met zijn collega’s en hij had er zichtbaar plezier in om de ‘rooie pater’ uit te hangen. Zo werden we in ieder geval aan het denken gezet. De nuchtere Twentse medebroeder Frits relativeerde altijd lachend: ‘Kleine hondjes blaffen het hardst’, een ondeugende verwijzing naar het feit dat Humberto klein van stuk was. 

 

Dom Helder Camara
Mij is bijgebleven dat ik hem elke morgen in de refter een aantal kranten minutieus zag doorspitten. Later begreep ik dat hij zo de sociologie wilde doorspekken met voorbeelden uit de praktijk; hier vond hij het materiaal voor zijn colleges. 
Daarbij moet bedacht worden dat Brazilië inmiddels een dictatuur was geworden en dat Recife een nieuwe bisschop had gekregen, dom Helder Camara. Deze stelde: “Ik ben niet bisschop van zielen die geen lichaam hebben” en “als ik brood aan de armen geef, zeggen ze dat ik een heilige ben, maar als ik praat over de oorzaken van de armoede, dan ben ik opeens een communist”. 
Deze bisschop was uitermate gevoelig voor de schrijnende armoede in een land met in principe ongekende goede levensmogelijkheden voor al haar bewoners. En dat werd ook steeds meer zijn grote uitdaging: structureel wat aan de armoede doen en daarin verder gaan dan het traditionele charitatieve werk. 
Het is duidelijk dat hij niet om zijn vriend, de jonge socioloog, heen kon en door hem geadviseerd werd. Dom Helder schreef met 17 andere bisschoppen en kloosteroversten, waaronder de redemptorist Gabriel Hofstede, een fameus document: ‘Ik heb het weeklagen van mijn volk gehoord’. Dat kwam tot een glasheldere conclusie: het economische systeem en de hebzucht van een kleine groep maken een hele bevolking slachtoffer. Pater Plummen leverde op de achtergrond een grote bijdrage aan dit document, waarvan het belang de grenzen van Noordoost Brazilië ver overschreed. 

 

Dicht bij de armen
Steeds meer ging hij zich wijden aan vorming van niet-seminaristen: leken en mensen in niet binnenkerkelijke organisaties. Dat vergde veel reizen en vooral ook veel geduld. Overal gaf hij zijn verhelderende bijdrage over de situatie van Brazilië. Op het eind van zijn leven ging hij zelfs nog met enkele collega’s in een volkswijk wonen, dichter bij de armen waarvoor hij zich zo inzette. 
Na zijn dood werd een ambulante school voor politieke vorming, gelieerd aan onze bisschoppen, naar hem vernoemd en zelfs een straat. Het meest indrukwekkend echter vind ik, dat hij nooit door zijn oud-studenten werd vergeten en dat ook zij er kwestie van maken de krant goed te blijven lezen om op de hoogte te blijven van de maatschappelijke uitdagingen waarvoor de kerk zich geplaatst ziet.

Jan Joris Rietveld