Gerardus Magazine 2023-6

2023-6

Wat was er nog

De misdienaar

Lees artikel als pdf
 

In mei van dit jaar vond in het pelgrimsoord Kevelaer voor het eerst een landelijke misdienaarsdag plaats. Ruim 360 misdienaars uit alle Nederlandse bisdommen kwamen bij elkaar voor een dag van bezinning en ontspanning: jongens en meisjes, mannen en vrouwen. 
Want misdienaars zijn al een halve eeuw niet meer alleen jongens, zoals vroeger: vanaf de jaren zeventig vervullen ook meisjes in de liturgie de dienst aan het altaar. Een tijd lang gebruikte men daarvoor het modieuze woord ‘misdienettes’, maar dat is inmiddels door de tijdgeest achterhaald. En het zijn ook al lang niet meer alleen jongeren die dit werk verrichten. In veel parochies zijn zij door de vergrijzing van de kerkgemeenschap verdwenen en is hun taak overgenomen door ouderen, vaak al pensionado’s, die zich liever acoliet laten noemen. Dat is in het jargon van de kerk ook de officiële benaming.
Misdienaars deden in juli j.l. in grote getale mee tijdens de Tongerense Kroningsfeesten, de grootste processie in  België.

Een jong fenomeen
Ze zijn er dus nog: de misdienaars. Al ken ik heel wat parochies waar ze verdwenen zijn en waar volwassen kerkgangers bij toerbeurt meehelpen bij de viering van de eucharistie, vaak in combinatie met de rol van lector. 
Het verdwijnen van de misdienaars is feitelijk een terugkeer naar een oude situatie. Want wat veel mensen zich niet realiseren: misdienaars zijn in de katholieke liturgiegeschiedenis een betrekkelijk jong fenomeen. Zij zijn eigenlijk pas rond 1900 ingevoerd. Dat was een tijd waarin er in de RK kerk groeiende aandacht was voor het kind in de liturgie. Zo verlaagde paus Pius X in 1910 de leeftijd voor de eerste communie naar zeven jaar, waardoor de kindercommunie grote betekenis kreeg. 
Pas het kerkelijk wetboek van 1917 schreef voor dat er bij elke viering van de eucharistie een (mannelijke) misdienaar aanwezig moest zijn. Zijn rol was eigenlijk niet eens primair om praktische assistentie te verlenen, maar om de antwoorden op de gebeden van de priester uit te spreken. 
Ouderen zullen zich bijvoorbeeld nog de zogenaamde voetgebeden herinneren, die aan de misviering voorafgingen: ‘Introibo ad altare Dei’, bad de priester, en de misdienaar moest dan antwoorden: ‘ad Deum qui laetificat iuventutem meam.’ Veteranen onder de misdienaars kennen het nog uit hun hoofd. Het kerkelijk wetboek van 1917 schreef voor dat als er geen mannelijke misdienaar aanwezig was, ook een vrouw de antwoorden mocht uitspreken, maar dan alleen op afstand; zij mocht niet te dicht bij het altaar komen. Tja…

 

Koster of kandidaat-priester
Hoe ging het dan vóór de misdienaars werden ingevoerd? In de meeste dorpsparochies vervulde de koster het dienstwerk dat later door de misdienaars werd overgenomen. De koster was meestal ook voorzanger, soms ook organist, en vóór de negentiende eeuw doorgaans ook de schoolmeester van het dorp.
In de steden waren het vaak leerlingen van een kapittelschool die assisteerden in de liturgie. Zij waren dus priester-in-opleiding. Het dienen aan het altaar was een deel van hun praktisch-liturgische scholing. Zij leerden de Latijnse formules van de mis door die vaak te horen. 
Voorwaarde was dat zij beoogd lid van de clerus waren. Daarom ontvingen zij vaak al op jonge leeftijd de kruisschering of tonsuur, waardoor zij officieel in de geestelijke stand werden opgenomen, en ook de zogenaamde lagere wijdingen, waarvan die tot acoliet er één was. Die lagere wijdingen zijn in 1973 afgeschaft. De aanstellingen van lector en acoliet kwamen er voor in de plaats.
Het Concilie van Trente boog zich in de zestiende eeuw over de vraag of ook leken de dienst aan het altaar mochten vervullen, maar men kwam er niet uit. Een synode in het Franse Aix bepaalde in 1585 nog dat er schriftelijke toestemming van de bisschop nodig was om een leek de rol van misdienaar te kunnen laten vervullen.

 

Onder bescherming van Tarcisius
De invoering van de misdienaar rond 1900 stond wel in de traditie van de opgang naar het priesterschap. Het was namelijk nadrukkelijk bedoeld als een vorm van roepingenpastoraat: jong geleerd is oud gedaan. De hele vormgeving wijst erop, tot en met de kleding: in toog en rochet. 
De misdienaars kregen ook hun eigen patroonheiligen, van wie Tarcisius de bekendste is. Hij stierf als martelaar in de derde eeuw, toen hij de communie naar de zieken bracht. Daar assisteerden de misdienaars immers ook bij.
Veel katholieke mannen van mijn generatie en ouder zullen nog herinneringen koesteren aan hun tijd als misdienaar, mooie maar ook minder mooie. Wij weten nu immers dat een aanzienlijk deel van de slachtoffers van seksueel misbruik in de kerk juist misdienaars waren. ‘Qui laetificat iuventutem meam’, ‘die mijn jeugd verblijdt’: het geldt heus niet voor elke oud-misdienaar.

Peter Nissen