Gerardus Magazine 2018-6

2018-6

Over Clemens gesproken

Moeder van negen

Op zoek naar een bewogen Clemensvereerder, kom ik via Ruud Verhoeven terecht bij zijn oudere broer Nol, want: “Als je iets wilt weten over de grote verering van onze moeder voor Clemens Hofbauer, dan ben je bij hem aan een beter adres. “ Op een zomerse maandagmorgen spreek ik af met Nol ‘Clemens Maria’ Verhoeven, pater van Mill Hill in het Missiehuis in Oosterbeek. Na een lelijke val in Kameroen, waar hij al vijftig jaar werkzaam is, revalideert hij hier.


Wat zijn uw eerste herinneringen aan Clemens Hofbauer?
Met passie begint hij te vertellen. “Ik zal zeven of acht jaar geweest zijn toen ik in de schoolbibliotheek zo’n dun boekje uit het rek pakte over Clemens. Wat erin stond, weet ik niet meer, maar dat was voor mij het begin. Moeders verering voor Clemens begon in 1940 - 1941, nadat wij naar Roermond verhuisd waren. Voor de oorlog woonden mijn ouders in Arnhem, waar ze een winkel hadden in huishoudelijke artikelen. Deze zaak brandde helemaal af. Daarna begon mijn vader in Ravenstein opnieuw een winkel, maar die liep totaal niet. Toen verhuisde ons gezin naar Roermond, waar vader werk zocht. Ons gezin kreeg ondersteuning van maatschappelijk werk, want we hadden het beslist niet breed. Via broeder Sjeng van de Kapel in het Zand in Roermond leerde mijn moeder Clemens kennen. Broeder Sjeng en Clemens waren één, zo leek het. Zo groeiden wij op met Maria, Onze Lieve Vrouw van de Kapel, maar vooral met Clemens Maria Hofbauer.”


Wat betekende Clemens voor uw moeder?
“Haar vertrouwen en hoop op steun van Clemens was zo groot dat zij haar jongste vier kinderen, die in Roermond geboren werden, alle vier de naam Clemens Maria of Clementine gaf. Op moeilijke momenten hoor ik moeder nog zeggen: ‘Clemenske doet dat wel effe..., ik vraag het hem wel!”

 

Nol zwijgt een moment. In de stilte lijkt het alsof moeder ‘even in de kamer erbij is’. Dan vertelt hij verder: “Broeder Sjeng kwam vaak bij ons thuis eten en ik vermoed dat hij in alle stilte ‘gaten’ vulde in ons gezin. Ik ben ervan overtuigd dat moeder op het einde van haar leven terugkijkend, ervan overtuigd was dat wij als gezin veel te danken hadden aan Clemens.

 

Moeder was zeer creatief in onze godsdienstige opvoeding. Iedere maand viel er wel iets te vieren; een Mariafeest, de sterfdag van een heilige of als Clemens weer eens feest had. Maar als Clemens feest had, was dat niet in één dag bekeken, nee, dat moest dan negen dagen gevierd worden.”


Uw broer Ruud schrijft korte verhalen waarin ook hij vertelt over Clemens bij jullie thuis.
“Ja, hij schrijft over dat foeilelijke beeldje, oneindig veel keren gebroken en geplakt omdat moeder haar favoriete heilige altijd op van die dikke Perzische tapijtjes op het dressoir had staan. Clemens kon heilig zijn wat ie wilde, maar die wankele ondergrond heeft hem menigmaal de kop gekost. Letterlijk. En nu staat hij in al zijn lelijkheid bij Ruud op het kantoortje. Als hij hem ziet staan, verhuizen zijn gedachten soms onwillekeurig weer naar thuis.”


Is Clemens voor u een inspiratiebron?
“Nee, Clemens was van moeder. Mijn voorbeeld was Arnold Verhoeven, broer van mijn vader, Mill Hill missionaris in Borneo. Hij stierf in 1966 en ligt hier op het kerkhof in Oosterbeek begraven. Ik kreeg in 1969 bij mijn priesterwijding zijn kelk en ben in zijn voetspoor verder gegaan. Het sociale zit in ons bloed. Ook een zus van vader, tante Til, was zuster van Mill Hill. Die geest hoort bij ons! Misschien was het wel in de geest van Clemens, dat moeder iedereen naar binnen haalde, de voortuin stond altijd vol met fietsen, die niet van ons waren. In materieel opzicht hadden we niets, maar we leefden intens en er was vrolijkheid.” Zó omschrijft Nol religiositeit, als ik hem daarna vraag.

 

Tot slot van ons gesprek maken we een wandeling naar het kerkhof dat kortbij het Missiehuis ligt. Onderweg praten we nog over Kameroen. Een land met veel armoede, onrecht, nauwelijks uitzicht en straffeloos geweld. Onlangs werden enkele vrouwen met hun kinderen zomaar doodgeschoten. Vanmorgen kwam het bericht dat een pater van Mill Hill door een ‘verdwaalde’ kogel is gedood. Maar Nol gelooft hier niets van. Wanneer hij zo vertelt, versta ik zijn zorg, maar zeker ook zijn gedrevenheid om zo snel mogelijk terug te keren naar zijn mensen.

Clemens Maria Hofbauer mag dan wel de heilige van moeder geweest zijn, Clemens’ vertrouwen, doorzettingsvermogen, zijn creativiteit maar ook een zekere humor zijn Nol niet vreemd. Ja, de geest van Clemens waait toch waar hij wil op de levensweg van die negen kinderen Verhoeven. De herinnering aan moeder en het thuis dat zij schiep, blijft in ieder zéér levendig

Marianne Debets